Boeken / Fictie

Wakker worden naast witte fuckende konijnen

recensie: Els Moors - Er hangt een hoge lucht boven ons

In Er hangt een hoge lucht boven ons heeft debutante Els Moors verzen geschreven die een haast zinnelijk genot opleveren. De eenvoud en de doeltreffendheid van woord en beeld, maar ook de speelsheid van haar verbeelding zuigen je in de speels-dwaze en soms explosieve wereld waarvan de alledaagse werkelijkheid het fundament vormt.

In haar verzen transformeert Moors deze werkelijkheid tot een lichtelijk absurdistisch schouwspel, hoewel ze nooit helemaal wordt losgelaten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het titelloze gedicht dat Moors geschreven heeft toen ze in een restaurant naar een kind aan tafel zat te kijken:

misschien zien ze me hier wel zitten ha!
terwijl ik wacht

ik leg de explosieven onder
de cappuccino of de koffie verkeerd

met een sigaret in de hand
houden ze het kind met de donkere ogen

aan een kartonnetje fruitsap vast

ik wil het hoofd op tafel leggenik steek de lont aan
het kind draat in de stoel
de stoel schommelt

zo meteen valt hij
of wurgt hij zijn vader

Moors’ poëzie tekent als vanzelf een glimlach op je gezicht, ze bezit een aanstekelijk en gezond soort dwaasheid waarvan we het bestaan dreigen te vergeten in een leven dat door allerhande doelstellingen gedomineerd wordt. Ze verleidt je ertoe de werkelijkheid zelf ook vaker te ‘kantelen’ om tot verwonderende waarnemingen te komen. Dat Moors’ poëzie echter niet louter een spel is, blijkt onder meer uit het gedicht over een begrafenis waarin Moors het bord op de koffietafel met “de kaas de salami / het plakje achterham dat niet meegeeft / eerste keer prikken met een vork” naar voren haalt om vervolgens op slapstickachtige wijze het geklungel met het plakje achterham te beschrijven: “het blijft liggen / tweede keer prikken / drie keer prikken / sta op! ga zitten!”. Waarna ze de beklemming beschrijft hoe ze zich aan de koffietafel geen houding weet te geven:

kent er iemand de dode
zal ik hem op het hoofd slaan
wat heb ik gedaan

ik ben rechtop gaan zitten
ik ben recht gaan staan

~

Eenvoud van woord en beeld

De kracht van de poëzie van Els Moors zit niet alleen in de (vrolijk-)vervreemdende manier waarop ze de werkelijkheid beschrijft, maar ook in de eenvoud waarmee ze de dingen benoemt. Vaak voorkomend zijn woorden die een lichaamsdeel aanduiden: hoofd, lippen, hand, enkel, elleboog, schouder, billen. Het gaat bijna altijd om die delen van het lichaam die voor het oog goed zichtbaar zijn. Niet onbelangrijk is het feit dat het oog zelf ook vaak wordt genoemd en dat Moors in een poëticaal gedicht het belang van het zien benadrukt.

Hoewel Moors de werkelijkheid een licht absurde twist geeft, benoemt ze de zaken zo naakt mogelijk. Hierdoor, alsmede door herhaaldelijk gebruik, krijgen de woorden een grote suggestieve kracht. Naast lichaamsdelen treffen we dieren (honden) en planten (bomen) aan, maar ook voorwerpen (muur, raam, auto) en natuurlijke elementen (zon, lucht, zee, water, veld). Deze twee laatste groepen laat Moors flink met elkaar botsen: terwijl de voorwerpen het menselijk bestaan domineren en begrenzen, bieden de natuurlijke elementen wijdsheid en vrijheid. Deze tegenstelling tussen begrenzing en vrijheid, en Moors afkeer van het eerste en verlangen naar het tweede, komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het volgende gedicht:

zij staat met een groen t-shirt
tegen een groene achtergrond

dit is een foto
dit is een pose
dit is het licht
dat een rand vindt
in de lens

een kind dat in het water springt

een auto die op zondagochtend vroeg
met een doffe klap
tegen een muur aan knalt

Het beeld van het kind dat uit plezier in het water springt, staat in groot contrast met het destructieve beeld van de auto die op zondagochtend tegen een muur knalt. Het lijkt alsof Moors de ziel uit de voorwerpen ‘auto’, ‘muur’ en ‘zondagochtend’ – dag van God en van verplicht familiebezoek – heeft gehaald. Het eerste beeld is dynamisch, vol beweging en rondspattende druppels, niet destructief maar scheppend. De zich lineair voortbewegende auto levert een statisch beeld op, ook omdat de beweging slechts in gang gezet is vanwege de dodende verplichting van de wekelijkse zondag.

Bovendien is de confrontatie tussen de auto en de muur destructief en niet scheppend zoals die tussen het kind en het water. Dezelfde tegenstelling, tussen de vrijheid van het natuurlijke en de beperking van de menselijke materiële verworvenheden, vinden we terug in de eerste versregels over de groene achtergrond en het vrije (buiten)licht. Dat licht vindt zijn begrenzing in de lens van het fototoestel evenals het meisje dat, hoewel ze met haar groene t-shirt een eenheid lijkt te vormen met de achtergrond, poseert waardoor de potentiële vrijheid van het buiten-zijn aan banden wordt gelegd.

Els Moors zoekt de waarschijnlijk voor haar zo noodzakelijke en heilzame vrijheid op door de alledaagse werkelijkheid vanuit een vervreemdend perspectief te beschouwen. Maar ook door de vrijheid zelf op te zoeken, zoals in het gedicht waarin ze de beperking van muur, raam en auto ontvlucht door in een boot over het water te varen, ontspannen met de benen over de rand. Het levert heerlijke versregels op als “er staat een boom op een vlakte achter me / er hangt een hoge lucht boven ons”. Zij, de boom en voor de rest geen mens. Of zoals ze in de afdeling over witte fuckende konijnen schrijft: “als ik op een ochtend wakker word / dan naast de witte fuckende konijnen in het gras”. Laat mij ook maar ontwaken in het gras, maar dan met konijnen van papier die grappig in je geest blijven rondscharrelen.

8WEEKLY had in december een interview met Els Moors voor het VPRO-programma Nachpodium.