Tag Archief van: corona

Kunst / Expo binnenland

GETRANSFORMEERDE BLOEMBLAADJES

recensie: Ellsworth Kelly in de Rijksmuseumtuinen
Ellsworth Kelly Studio

Laten we wel wezen: het is in coronatijd aanlokkelijk een tentoonstelling van sculpturen in de tuinen van het Rijksmuseum in Amsterdam te bezoeken, maar vergeet niet, dat het al de achtste is in een reeks die gastcurator Alfred Pacquement samenstelde. Dit keer staat werk van Ellsworth Kelly (1923-2015) centraal.

Het is de eerste tentoonstelling van diens buitenbeelden in Nederland, terwijl de Amerikaanse, abstract werkende kunstenaar nota bene banden had met Nederland en de Nederlandse kunst(wereld). Hij had niet alleen een liefdesrelatie met Geertjan Visser, de broer van beeldend kunstenaar Carel, maar werd ook beïnvloed door Mondriaan en Rietveld en beïnvloedde op zijn beurt een kunstenaar als Piet Struycken (1939).

Dat eerste is aan sommige sculpturen in de Rijksmuseumtuinen te zien. Zoals aan de blikvanger langs de Stadhouderskade: Yellow blue (1968), het enige werk van kleur dat wordt getoond. Aan de andere kant van de tuin, bij de Hobbemastraat, valt het oog als je komt aanlopen ter hoogte van de fietsenstalling meteen op White curve (2015), een roestvrij stalen, monochroom geverfde sculptuur.
White curve is gemaakt in een vorm, die bevrijd lijkt van zijn achtergrond, het museumgebouw van Cuypers, maar wel op een of andere manier een relatie aangaat met de ruimte om zich heen. Het lijkt zelfs of het die ruimte is, die het werk maakt tot wat het is, zoals het soms de stilte is die muziek maakt.

Ellsworth Kelly, White Ring, 1963. Collection Ellsworth Kelly Studio

Ellsworth Kelly, White Ring, 1963

Omsluiten en aansluiten

Pacquement, voormalig directeur van het Centre Pompidou, heeft de beelden doordacht neergezet. Op die manier werken Yellow blue en White curve als een soort omsluiting van de andere werken. Op zich trouwens al een hele klus, om deze monumentale stukken te laten ‘landen’ (er is er maar een die plat op de grond ligt), hoewel ze soms lijken te zweven boven de tuinen.
Maar dat is niet de enige rake keuze die je al wandelend aantreft, want in het verlengde van White curve staat White ring (1963); een late en een vroege, allebei witte Kelly, die op elkaar aansluiten.
Het laatstgenoemde werk is een van de weinige cirkels in het sculpturale oeuvre van de kunstenaar, dat qua vorm doet denken aan het hart van een bloem, zoals we die kennen uit de tekeningen en schilderijen van de kunstenaar in zowel het Amsterdamse Stedelijk Museum als het Kröller-Müller Museum in Otterlo. In Otterlo berusten verschillende werken (geen sculpturen!), waaronder schetsen, uit de collectie Visser. In Kelly’s Series of five paintings (1966) werkte hij net als in Yellow blue bijvoorbeeld met twee kleuren.
Het Stedelijk Museum omschrijft de bloemachtige schilderijen als bewegend tussen reductieve abstractie en naturalisme. Dat wil zeggen: het terugbrengen van natuurlijke vormen, zoals die van planten en bloemen, tot abstracte, meetkundige elementen. Net zoiets geldt bijvoorbeeld voor Piet 5 (1984), de vijf beschilderde houten, halve cirkels die Piet Struycken maakte op basis van een blad van een boom op Buitenplaats Kasteel Wijlre.

Ellsworth Kelly, White Curve (for Menil), 2015

Ellsworth Kelly, White Curve (for Menil), 2015

Oorsprong

Ook de tekstbordjes bij de sculpturen in de Rijksmuseumtuinen gaan in de richting van de oorsprong van een bepaald werk. Bijvoorbeeld van een dubbelgevouwen envelop (de sculptuur zonder titel uit 1996) of een geplet kartonnen bekertje (Curve I uit 1975). De uitwerking daarvan is echter getransformeerd tot vormen die volledig op zichzelf staan. Soms kunnen ze zelfs, ondanks hun wereldlijke bron, op de kijker een spirituele uitwerking hebben. Al heeft de kunstenaar wel eens aangegeven dat ook het gewelf van een kathedraal of een stèle (rechtopstaande graf- of gedenksteen) hem inspireerden. Je kunt er je iets bij voorstellen, kijkend naar de zuil uit 1987 aan het begin van de kleine maar fijne beeldententoonstelling.

Overigens staat binnen in het museum ook een Kelly op de bezoekers te wachten, zodat er een eenheid tussen binnen en buiten is bereikt. Het Stedelijk Museum zal gedurende de tentoonstelling in de Rijksmuseumtuinen de net als de in de tuinen al even vlak bewerkte sculptuur Blue Red Rocker (1963) tonen, een gevouwen ellips, alsmede het schilderij Blue Curve VI (1982). Een samenwerking die naar meer smaakt.

Kunst / Expo binnenland

GETRANSFORMEERDE BLOEMBLAADJES

recensie: Ellsworth Kelly in de Rijksmuseumtuinen
Ellsworth Kelly Studio

Laten we wel wezen: het is in coronatijd aanlokkelijk een tentoonstelling van sculpturen in de tuinen van het Rijksmuseum in Amsterdam te bezoeken, maar vergeet niet, dat het al de achtste is in een reeks die gastcurator Alfred Pacquement samenstelde. Dit keer staat werk van Ellsworth Kelly (1923-2015) centraal.

Het is de eerste tentoonstelling van diens buitenbeelden in Nederland, terwijl de Amerikaanse, abstract werkende kunstenaar nota bene banden had met Nederland en de Nederlandse kunst(wereld). Hij had niet alleen een liefdesrelatie met Geertjan Visser, de broer van beeldend kunstenaar Carel, maar werd ook beïnvloed door Mondriaan en Rietveld en beïnvloedde op zijn beurt een kunstenaar als Piet Struycken (1939).

Dat eerste is aan sommige sculpturen in de Rijksmuseumtuinen te zien. Zoals aan de blikvanger langs de Stadhouderskade: Yellow blue (1968), het enige werk van kleur dat wordt getoond. Aan de andere kant van de tuin, bij de Hobbemastraat, valt het oog als je komt aanlopen ter hoogte van de fietsenstalling meteen op White curve (2015), een roestvrij stalen, monochroom geverfde sculptuur.
White curve is gemaakt in een vorm, die bevrijd lijkt van zijn achtergrond, het museumgebouw van Cuypers, maar wel op een of andere manier een relatie aangaat met de ruimte om zich heen. Het lijkt zelfs of het die ruimte is, die het werk maakt tot wat het is, zoals het soms de stilte is die muziek maakt.

Ellsworth Kelly, White Ring, 1963. Collection Ellsworth Kelly Studio

Ellsworth Kelly, White Ring, 1963

Omsluiten en aansluiten

Pacquement, voormalig directeur van het Centre Pompidou, heeft de beelden doordacht neergezet. Op die manier werken Yellow blue en White curve als een soort omsluiting van de andere werken. Op zich trouwens al een hele klus, om deze monumentale stukken te laten ‘landen’ (er is er maar een die plat op de grond ligt), hoewel ze soms lijken te zweven boven de tuinen.
Maar dat is niet de enige rake keuze die je al wandelend aantreft, want in het verlengde van White curve staat White ring (1963); een late en een vroege, allebei witte Kelly, die op elkaar aansluiten.
Het laatstgenoemde werk is een van de weinige cirkels in het sculpturale oeuvre van de kunstenaar, dat qua vorm doet denken aan het hart van een bloem, zoals we die kennen uit de tekeningen en schilderijen van de kunstenaar in zowel het Amsterdamse Stedelijk Museum als het Kröller-Müller Museum in Otterlo. In Otterlo berusten verschillende werken (geen sculpturen!), waaronder schetsen, uit de collectie Visser. In Kelly’s Series of five paintings (1966) werkte hij net als in Yellow blue bijvoorbeeld met twee kleuren.
Het Stedelijk Museum omschrijft de bloemachtige schilderijen als bewegend tussen reductieve abstractie en naturalisme. Dat wil zeggen: het terugbrengen van natuurlijke vormen, zoals die van planten en bloemen, tot abstracte, meetkundige elementen. Net zoiets geldt bijvoorbeeld voor Piet 5 (1984), de vijf beschilderde houten, halve cirkels die Piet Struycken maakte op basis van een blad van een boom op Buitenplaats Kasteel Wijlre.

Ellsworth Kelly, White Curve (for Menil), 2015

Ellsworth Kelly, White Curve (for Menil), 2015

Oorsprong

Ook de tekstbordjes bij de sculpturen in de Rijksmuseumtuinen gaan in de richting van de oorsprong van een bepaald werk. Bijvoorbeeld van een dubbelgevouwen envelop (de sculptuur zonder titel uit 1996) of een geplet kartonnen bekertje (Curve I uit 1975). De uitwerking daarvan is echter getransformeerd tot vormen die volledig op zichzelf staan. Soms kunnen ze zelfs, ondanks hun wereldlijke bron, op de kijker een spirituele uitwerking hebben. Al heeft de kunstenaar wel eens aangegeven dat ook het gewelf van een kathedraal of een stèle (rechtopstaande graf- of gedenksteen) hem inspireerden. Je kunt er je iets bij voorstellen, kijkend naar de zuil uit 1987 aan het begin van de kleine maar fijne beeldententoonstelling.

Overigens staat binnen in het museum ook een Kelly op de bezoekers te wachten, zodat er een eenheid tussen binnen en buiten is bereikt. Het Stedelijk Museum zal gedurende de tentoonstelling in de Rijksmuseumtuinen de net als de in de tuinen al even vlak bewerkte sculptuur Blue Red Rocker (1963) tonen, een gevouwen ellips, alsmede het schilderij Blue Curve VI (1982). Een samenwerking die naar meer smaakt.

Film / Kunst / Theater / Film / Kunst
special: Deze kunstwerken helpen je de zomer door

Cultureel survivalpakket

Het lukt een schilderij nog net niet om je zoekgeraakte sleutels te vinden, maar kunstwerken kunnen veel ander gemis verzachten. Of je na drie maanden quarantaine nu verlangt naar een knuffel, een feestje of een wonder: er bestaat een kunstwerk dat je ervan voorziet.

In dit culturele survivalpakket zetten wij die kunstwerken voor je op een rijtje. Je hoeft alleen te beslissen waar jij na drie maanden quarantaine het meeste behoefte aan hebt, en dan helpt de film, voorstelling of tentoonstelling die wij aanraden je de zomer door.

Een knuffel
Iemand die even je schouder aanraakt, je hand vastpakt of je een high five geeft: nu fysiek contact uit den boze is, valt het opeens op hoeveel we elkaar in het dagelijks leven aanraken. Theatermaker Emke Idema miste al die fysieke aanrakingen zo erg dat ze een omhelzingspakket samenstelde, vol met gedetailleerde omschrijvingen van knuffels die ze ooit kreeg. Luisteren naar haar verhalen is niet helemaal hetzelfde als aangeraakt worden, maar veel dichterbij het echte werk kun je niet komen.

Werk van Ank Daamen, die illustraties maakte bij de verhalen van Idema

Een luisterend oor
2020 is tot nu toe vooral een jaar waarin heel veel dingen niet doorgaan of niet kunnen: we kunnen niet naar een festival, niet naar ons werk, niet naar een feestje. Dan kun je vol goede moed focussen op wat er wél kan, maar soms wil je gewoon even bij de pakken neer zitten en lekker klagen. Theatergroep Nineties Productions begrijpt dat als geen ander en opent een online rouwresort voor iedereen die het gezellig een avondje wil hebben over hoe zwaar alles is.

Foto door Julian Maiwald

Een dutje
Toen columniste Japke D. Bouma schreef dat ze sinds de coronacrisis zo moe is, kreeg ze vele honderden reacties van mensen die zich in haar stuk herkenden. De stress en het schakelen van de afgelopen maanden zorgden ervoor dat we ons massaal uitgeput voelen. Geen wonder dat Dries Verhoeven zijn succesvolle installatie U bevindt zich hier weer uit de kast haalde. Als bezoeker krijg je tijdens deze voorstelling over anonimiteit en eenzaamheid je eigen slaapkamer, en je wordt uitgenodigd om de hele voorstelling lang in bed te liggen.

Ideaal dus voor als je even je ogen dicht wil doen, maar of je echt in slaap kunt vallen is nog maar de vraag. Het werk van Verhoeven zit namelijk meestal zo vol met verrassingen dat je constant op het puntje van je stoel (of, in dit geval, bed) zit.

Foto door Anna van Kooij

Een wonder
Goed nieuws: dit mag dan een jaar vol ellende zijn, maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit. Het is ook niet lastig om ze te vinden, want ze hebben zich allemaal opgehoopt in Museum Catherijneconvent. In de huidige tentoonstelling Allemaal Wonderen zie je geen alledaagse kost, maar wonderbaarlijke genezingen, mensen die vliegen en zelfs een hostie die een stukje gaat wandelen. Of je nu in wonderen gelooft of niet, na een bezoek aan deze tentoonstelling voelt het even alsof alles mogelijk is.

Detail uit De profeet Elisa wekt de zoon der Sunamitische vrouw tot leven van Jan Sluijters

Een feestje
In de Chileense film Ema gaat de platinablonde Ema gewapend met een vlammenwerper op zoek naar haar adoptiezoon Pablo. Klinkt nog niet als een hele feestelijke film, denk je misschien, maar dat heb je mis. Ema en haar man Gaston zijn dansers, en samen met hen duik je het uitbundige nachtleven van Santiago in. De film heeft zo’n pompende, opzwepende reggaeton-soundtrack en zulke wilde dansscenes dat het zelfs voor een standbeeld onmogelijk is om niet mee te bewegen. Gelukkig kunnen we je garanderen dat zelfs als het feest compleet uit de hand loopt, je de dag erna geen kater hebt.

Still uit Ema

Boeken / Fictie

Cultuur biedt hoop als de wereld vergaat

recensie: Emily St. John Mandel – Station Elf

Nu we noodgedwongen thuiszitten vanwege corona hebben we alle tijd om te lezen. Onder de hashtag #ikleesthuis wordt dit dan ook flink aangemoedigd door het CPNB. Doordat schrijvers inkomsten mislopen vanwege afgelaste lezingen is de boekverkoop momenteel ook hun voornaamste bron van inkomen. Maar wat is nu interessant om te lezen? Velen pakken De Pest (1947) van Albert Camus erbij, of de Decamerone (1349-1360) van Boccaccio, maar een boek dat ook zeker de moeite waard is, is Station elf (2014) van Emily St. John Mandel.

In Station elf wordt de wereld getroffen door de Georgische griep, een virus dat niet alleen besmettelijk maar vooral ontzettend dodelijk is. Iedereen die erdoor besmet raakt, sterft binnen achtenveertig uur. Na een maand is de moderne beschaving ten einde. Er is geen elektriciteit meer, geen stromend water en op de snelwegen vormen verlaten, stilstaande auto’s een permanente file.
We volgen een aantal personages die zich allemaal op een ander moment in de tijdlijn bevinden. Ze zijn met elkaar verbonden doordat ze de beroemde Hollywoodacteur Arthur Leander kennen. Arthur sterft op het podium tijdens een opvoering van Shakespeares King Lear. Het is de vooravond van de pandemie en Arthur is een van de eersten die aan het virus bezwijkt.

De wereld vergaat

Bij Arthurs dood zijn twee karakters aanwezig die een belangrijke rol vervullen in het verhaal. De ene is Kirsten, een kindacteur uit het toneelstuk. Twintig jaar na de pandemie is ze onderdeel van het Reizend Symfonieorkest. In de kleine nederzettingen ten noorden van Lake Michigan voeren ze toneelstukken van Shakespeare op. De ander is Jeevan, een ambulanceverpleegkundige in opleiding. Hij probeert Arthur tevergeefs te reanimeren. Wanneer hij even later onderweg is naar huis, wordt hij gebeld door een bevriende arts. Die waarschuwt hem voor het opkomende virus. Jeevan besluit een enorme voorraad levensmiddelen te hamsteren en verschuilt zich met zijn broer in diens appartement. Eerst volgen ze het nieuws op tv en kunnen ze leven van de voorraden, maar als de ene na de andere zender ermee ophoudt, hij buiten niemand meer ziet, de geur van ontbindende lichamen zich vanuit de gang hun appartement intrekt en ook nog de stroom uitvalt, besluit Jeevan ervandoor te gaan.

Een paar dagen na Arthurs dood belandt Clark, een jeugdvriend van Arthur, samen met Arthurs tweede vrouw Elizabeth en haar zoon Tyler op een vliegveld in Severn City. Het vliegtuig was op weg naar Toronto maar maakte een noodstop. Eenmaal daar zien ze op de schermen journaalbeelden waarin duidelijk wordt dat de wereld aan het vergaan is. Het verhaal op het vliegveld is het meest hoopgevend. De mensen die er gestrand zijn, weten er het beste van te maken. Ze leren elkaars taal, een van hen blijkt te kunnen jagen en zorgt voor eten. In Jaar Vijftien – de jaartelling begint bij nul op het moment van de pandemie – stelt Clark een aantal voorwerpen tentoon in een oude vitrine van een kiosk, en zo ontstaat het Museum van de Beschaving.

Verlangen naar een oude wereld

Het museum typeert hoe de mensen die de oude wereld nog kennen, ernaar terugverlangen. Een van de orkestleden vertelt aan Kirsten dat hij de eerste tien jaar de hemel afspeurde op zoek naar een vliegtuig. Dat zou immers een teken zijn dat er ergens op aarde een functionerende samenleving bestaat. Ze dwalen rond in verlaten huizen, stellen zich voor dat er een licht aangaat als ze een schakelaar indrukken. Tegelijk groeit er nu ook een generatie op die de oude wereld alleen kent van de verhalen. De autowrakken zijn voor hen slechts een decor, geen herinnering aan een eerder leven. Deze kinderen worden onderwezen in de kennis over de oude wereld, maar de volwassenen vragen zich tegelijk ook af: hoe lang blijft die kennis relevant? Moeten de kinderen leren hoe een iPhone werkt als er geen elektriciteit en internet meer bestaat?

Overleven is niet genoeg

In Station elf onderzoekt St. John Mandel hoe mensen reageren op een apocalyps. Er is aan de ene kant sprake van veel geweld. Mensen wantrouwen elkaar, velen worden vermoord voor voedsel of wapens. Na verloop van tijd keert de rust terug en ontstaat er een nieuwe balans, maar er vormen zich ook gevaarlijke sektes rondom leiders met waanideeën.

Het vliegveld waar Clark zich bevindt lijkt een uitzondering. Daar ontstaat een gemeenschap die geweld niet tolereert. Wanneer een aantal weken na de pandemie een vrouw wordt verkracht op het vliegveld, wordt haar belager door de groep het bos in gestuurd, ook al betekent dat zijn doodvonnis.

Ook het Reizende Symfonieorkest is een baken van hoop. Op een van hun caravans prijkt de leus ‘overleven is niet genoeg’, een quote uit de sciencefictionserie Star Trek. Onderweg pikken ze mensen op die zich als acteur of muzikant bij hen aansluiten. Ze voeren Shakespeare op omdat hij leefde in de tijd van de pestepidemie.

Droom of werkelijkheid

Het boek heeft een mooie opbouw, de hoofdstukken wisselen elkaar in een prettig tempo af. In de eerste helft lees je veel over Arthurs verleden en over de wereld waarin Kirsten leeft, twintig jaar na de pandemie. Pas in de tweede helft lees je hoe de ondergang precies is verlopen, hoe mensen dat hebben beleefd. Deze hoofdstukken zijn het indrukwekkendst in het perspectief van de actualiteit Er zitten namelijk een aantal parallellen in met de huidige ontwikkelingen, zoals de hamsterende Jeevan en reizigers die vast komen te zitten op een vreemd vliegveld. Ook ga je je als lezer afvragen: hoe zou ik reageren wanneer de hele infrastructuur instort en ik ineens moet overleven zonder een goedgevulde supermarkt.

Verder heeft het boek een dromerige sfeer. Wanneer Kirsten bijvoorbeeld een huis ontdekt dat nog niet is geplunderd, een unicum twintig jaar na de ondergang, ziet ze in de kinderkamer een stuk speelgoed zonder stof. Schuilt er een kind in het huis, of is het wellicht de geest van de overleden bewoner? Kirsten en August, een vriend uit het orkest, discussiëren even later over het bestaan van parallelle werelden. Zou er een wereld bestaan waarin de griep niet zo dodelijk was, waarin de beschaving nog bestaat?

Station Elf is meer dan een postapocalyptisch verhaal. Het boek ontstijgt het genre door niet alleen te laten zien hoe sommigen de ondergang overleven, maar ook waarom. De reden zit verpakt in de leus ‘overleven is niet genoeg’. Het Reizende Symfonieorkest staat elke dag op om de toneelstukken van Shakespeare op te voeren. Anderen leven om een Museum van de Beschaving in stand te houden of om kinderen te onderwijzen in de verhalen van de oude wereld. We vertellen elkaar verhalen, dat maakt ons menselijk.
Dus blijf lezen in deze tijden. Niet alleen omdat het ‘moet’ van het CPNB, maar om te blijven wegdromen bij mooie verhalen. Zo komen we deze crisis wel door.