Theater / Interview
special: Thibaud Delpeut, artistiek directeur van De Utrechtse Spelen

Theater is massapsychologie

Bij De Utrechtse Spelen is de wacht gewisseld. Net voordat het Utrechtse stadsgezelschap de afgrond in tuimelde, werd de directie overgenomen door Thibaud Delpeut (artistiek) en Jacques van Veen (zakelijk).  Theaterredacteur Daniël Steneker sprak met eerstgenoemde over de nieuwe koers van het gezelschap, zijn band met het werk van de Britse auteur Sarah Kane en de huidige betekenis van theater.

Binnen twee maanden staan er drie van jouw ensceneringen in de Paardenkathedraal en heb je ook een theatrale lezing voor 4 mei geregisseerd. Houd je nog tijd over voor andere dingen?

Nee, maar dat is niet erg. Ik ben blij met de vaart die er inmiddels in De Utrechtse Spelen zit. Begin september werd ik benoemd als artistiek leider en was de huidige periode slechts in potlood geschetst. Het is een prettig besef dat we ons in het afgelopen seizoen zo snel ontwikkeld hebben. Hoe het gelukt is binnen zo’n korte periode? Dat is hoofdzakelijk te danken aan de spierkracht en de inzet van ons team.

Hoe zou je de nieuwe koers van De Utrechtse Spelen omschrijven?

Laat ik op de eerste plaats vaststellen dat Utrecht een stadsgezelschap verdient, met zowel een lokale als een landelijke functie. Zo is De Utrechtse Spelen ooit begonnen en daar moeten we weer naartoe. Inhoudelijk gezien ligt ons hart bij het artistieke, met als belangrijke vraag wat de waarde van het theaterrepertoire voor onze huidige levens is. De nieuwe inhoudelijke koers heeft een humanistische kern: wat is het om mens te zijn, hoe zijn wij daar nu mee bezig en is er vooruitgang mogelijk? Mijn arbeidsfilosofie is dat je als regisseur en gezelschap kleur moet bekennen: juist door te proberen het publiek individueel te raken en overgave en eerlijkheid als artistieke kernwaarden te hanteren, bouw je een duurzaam publiek op.

Hoe zie je de maatschappelijke rol van theater?

Kunst zal de wereld niet veranderen, maar geeft een reflectiekader. Het biedt de mogelijkheid om spanningen, onvermogen en verlangens te ventileren, die cathartische functie heeft theater natuurlijk al sinds de Oudheid. Ik geloof er heilig in dat zodra kunst deze functie verliest, de spanningen verworden tot ziektekiemen. Net als psychoanalyse schept kunst een omgeving om in contact te komen met onszelf, waar onze maatschappij deze mogelijkheid steeds minder biedt.  We zitten in een emotioneel incontinente maatschappij – je moet jezelf hyperpersoonlijk uiten – maar hebben tegelijkertijd geen kader om met deze uitspattingen om te gaan. Irrationele verlangens worden steeds verder weggestopt, wat leidt tot onderbuikgevoelens en ressentimenten. Tegelijkertijd lijkt de maatschappij steeds minder te weten hoe te moeten omgaan met mensen die niet kunnen meekomen, zoals psychiatrische patiënten of mensen aan de onderkant van de maatschappij.

Volgende week gaat Crave in première, na Blasted en 4.48 Psychosis de derde regie uit het kleine oeuvre [5 theaterteksten, red.] van theaterschrijfster Sarah Kane (1971-1999). Kunnen wij jou de Nederlandse Sarah Kane-ambassadeur noemen?

Dat ben ik misschien inmiddels wel geworden, maar mijn reden om de stukken te ensceneren is niet omdat ik vind dat Kane in Nederland een breed podium verdient. Dat vind ik wel, maar de primaire reden is dat ik een steeds dieper gewortelde verwantschap ervaar met waar zij voor stond en waar zij naar zocht. Ik ben niet depressief en psychotisch en dat werd Kane op den duur wel, maar ik denk dat juist haar gespleten staat een universeel probleem aan de kaak stelt waar wij vanaf het moment dat wij homo sapiens zijn geworden al mee worstelen: wat moeten we nou met die ziel in dat lichaam? Haar grootste tragiek is dat haar vraag naar de liefde voor de Ander zo immens groot was, dat het antwoord nooit zou komen.

© Sanne Peper

© Sanne Peper

Ik zie haar tevens als een van de grootste theatervernieuwers van de afgelopen vijfendertig jaar, ze past historisch gezien in de rij van mensen als Georg Büchner, Bernard-Marie Koltès en Harold Pinter. Hoewel al haar werk hyperpersoonlijk is, begon elk schrijfproces als een artistieke zoektocht. Haar compromisloosheid is enorm inspirerend, je moet je altijd opnieuw afvragen in welke vorm je een vertelling moet gieten en jezelf als het moet acht keer binnenstebuiten keren. Dat mag je ook vragen van je team en het is het minste wat je van je publiek kan vragen – mits je het zelf ook gedaan hebt. Ik geloof heilig dat de mate van overgave die je in het proces en de creatie stopt uiteindelijk ook wordt overgenomen door het publiek. Voor minder moeten we het niet doen.

Ben je voornemens om ook de andere twee theaterteksten van Kane te ensceneren?

Phaedra’s Love is geschreven als workshopopdracht van Royal Court om klassiek werk – Racines Phèdre – te emuleren. Het voelt daardoor geforceerd en niet oorspronkelijk, maar als onderzoeksstuk op weg naar een briljant stuk, namelijk Cleansed. Deze wordt echter nooit gespeeld, het stuk is welhaast onmogelijk om goed te ensceneren. Ratten dragen ledematen weg, zonnebloemen schieten uit de grond omhoog, als je Cleansed echt goed doet is de zaal halverwege de voorstelling leeg. Ik kom er steeds meer achter dat Cleansed misschien wel het meest iconische, persoonlijke en veelzeggende stuk van én over Sarah Kane is – eigenlijk het sleutelstuk. Ik heb het altijd al willen ensceneren, nu meer dan ooit, maar ik voel ook dat ik er nog een paar jaar over ga doen. Ik merk bij Kane dat je, zodra je de noodzaak voelt om het uit te voeren, eerst nog een paar jaar over na moet denken: er zit bij mij doorgaans vijf jaar tussen de eerste lezing en de première.

Mijn droom – en daaruit spreekt misschien wel dat ambassadeurschap – is een grote voorstelling met de vier stukken van Kane tezamen in een nieuwe dramaturgie; de hel van de liefde in één voorstelling. Daarvoor moet ik eerst Cleansed gedaan hebben en zal ik naar Londen om gesprekken te voeren met mensen rondom Kane.

Je nieuwe voorstelling, Crave, is een samenwerking met het Rosa Ensemble. Hoe kom je erbij om het stuk als ‘muziektheater’ te ensceneren?

© Roel van Berckelaer

© Roel van Berckelaer

Ik lees Crave als partituur voor vier stemmen en volgens mij heeft Kane het ook zo geschreven. Of het daarmee muziektheater wordt weet ik niet, maar ik dacht wel dat de vier stemmen gedubbeld moesten worden door vier musici. Ik ben bij het Rosa Ensemble uitgekomen door hun absolute kwaliteit en avontuurlijkheid: ze proberen constant grensverleggend bezig te zijn en slagen hier ook in. Het is een enorm inspirerende samenwerking, in het bijzonder met componist/toetsenist Wilbert Bulsink. Doorgaans verzorg ik altijd zelf de muziek in mijn voorstellingen, ik vond het best spannend om een ander toe te laten. Bulsink is echter een enorm flexibele componist en ik merk dat we constant ja zeggen tegen elkaars ideeën. Ik ben verrast over het resultaat en de soepelheid van deze eerste samenwerking: het voelt eerder alsof het al een derde project is.

Crave van De Utrechtse Spelen is van 20 t/m 25 mei te zien tijdens het SPRING Festival in Utrecht.