Theater / Achtergrond
special: Saskia Huybrechtse is bang om moralistisch te worden.

De echtheid aan de rand van de maatschappij

In een poging de doorstroming van jong theatertalent te bevorderen, organiseert het Theater Instituut Nederland sinds enige jaren de Serie Nieuwe Theatermakers. Hierin wordt beginnende theatermakers een kans geboden om hun eerder gemaakte voorstellingen door middel van een reprisetournee aan een groter publiek te tonen. 8WEEKLY wijdt de komende maanden een serie interviews aan dit verfrissende initiatief.

~

Saskia Huybrechtse richtte in 2001 het gezelschap Parels voor de Zwijnen op. Haar jongste voorstelling is Leve Ik, over jongeren aan de rand van de samenleving. Gesitueerd op een boksgala en geïnspireerd op het oude verhaal van Kasimir en Karoline, een volksdrama van Odön von Horváth uit 1932.

Ik wil je niet beledigen, maar voor een Nieuwe Theatermaker ben je niet erg jong.

Ik kwam in 1988 van de toneelschool en heb daarna tien jaar lang als actrice gewerkt bij verschillende groepen. Maar daar werd ik eigenlijk niet zo gelukkig van.
Producties waar vanaf de eerste repetitiedag alles al vastligt, zijn niets voor mij. Ik hou van improviseren, vanuit het niets iets maken, maar dat kon nauwelijks.

Dus besloot je zelf voorstellingen te gaan maken?

Eind jaren negentig wilde ik inderdaad zelf aan de slag. Een voorstelling maken over relatieproblemen, daar was iedereen in die tijd mee bezig. Ik wilde ook een videodagboek gebruiken in het stuk, want dat was toen erg hip. Ik kreeg er geen subsidie voor. Daar ben ik achteraf wel blij om. Het zou totaal mislukt zijn en eigenlijk is dat ijdele geneuzel over relaties niks voor mij.
Toen kreeg ik een ongeluk en belandde thuis met een whiplash. Die periode is voor mij heel louterend geweest. Ik kon nadenken over wat ik echt wilde doen. En op een dag kreeg ik het idee een voorstelling over gedetineerden te maken. Ik weet niet waar dat vandaan kwam, maar het was wel in ieder geval wat anders dan waar mijn generatiegenoten mee bezig waren.

En toen ben je gewoon aan de slag gegaan?

Eigenlijk wel. Ik kon via via bij een gevangenis naar binnen en mocht daar twee weken rondlopen. Op de eerste dag ontmoette ik Johnny, een enorme kerel en heel charismatisch. Ik heb met hem lange gesprekken gehad, ook over zijn vriendin Rita. Zo kwam ik op het idee om een voorstelling te maken over de vrouwen en vriendinnen van gedetineerden. Uiteindelijk werd het een liefdesverhaal over Rita en haar ambivalente relatie met Johnny. De voorstelling Soms staat hij te swingen in zijn hok hebben we twee seizoenen gespeeld in gevangenissen door het hele land.

Inmiddels ben je aan je vierde regie toe: Leve Ik, over een boksgala, waarbij je werkt met jongeren aan de rand van de samenleving.

Ik ben hiervoor gevraagd. Het leek me spannend om met jongeren te werken en ik wilde al een tijdje een voorstelling over boksen maken. Mijn broer werkt boven een boksschool en als ik daar binnen kwam, hing er altijd zo’n bijzondere sfeer. Volgens mij is er heel veel drama op zo’n school, die jongeren gaan niet voor niks boksen.
De basis is het stuk Kasimir en Karoline van Horváth, een Oostenrijkse volksschrijver. Het speelt in de jaren dertig in Duitsland, wanneer werkloosheid en fascisme sterk aanwezig zijn. De kermis is het hoogtepunt van het jaar, waar iedereen op afkomt en droomt van een beter leven.
Ik zie veel raakvlakken met deze tijd. De verrechtsing en het beschermen van eigen waarden van het volk. Alleen is er wel een verschil. In de jaren dertig was er de hoop dat dankzij de technologie het met de wereld goed zou komen. De technologie van nu is helemaal doorgeslagen naar consumentisme. Nu dromen we over minder doen en lekker nog meer consumeren.
Na de research hebben we met een groep jongeren een workshop van twee weken gehad en op basis daarvan heb ik een selectie gemaakt. Het zijn jongeren die in het echte leven een beetje buiten de boot vallen. Spannende, maar ook kwetsbare jongeren.

Werken met amateurs is een werkwijze die jou goed ligt. Had je dat van tevoren al bedacht?

In de gevangenis kwam ik erachter dat ik op deze manier toneel wil maken, met mensen die heel dicht bij het echte leven staan. Ik hou ervan om het onvolmaakte en het kwetsbare als uitgangspunt te nemen en het zijn juist die dingen die iets bijzonders aan de voorstelling geven. In de gevangenis, na de eerste voorstelling, leerde ik Joke kennen. Over haar heb ik een trilogie gemaakt. Dankzij haar kon ik verhalen vertellen over de onmaatschappelijken en over hoe schaamteloos wij daarmee soms omgaan.
Kennelijk zie ik aan de onderkant veel meer schoonheid, kwetsbaarheid en authenticiteit. Als maker heb ik een heel sterke behoefte aan die sociale realiteit. Al merk ik wel dat mijn eerste voorstellingen veel realistischer en meer documentair waren van opzet dan de laatste.

Is dat ook beter?

Weet ik niet. Maar ik merk dat ik zelf meer behoefte heb aan meer vorm en theatraliteit. Ik ben nooit opgeleid tot maker en heb nooit geleerd om te maken vanuit de vorm. Dat frustreert soms, omdat ik erg van fysiek theater hou. Maar ik leer steeds meer theater vanuit de vorm in plaats van het verhaal, de tekst te maken.

Die echtheid in je voorstellingen komt door de mensen die recht uit het leven komen, de locaties, de realistische verhalen. Maar theater is ook illusie.

Met realisme en een narratieve verhaalvorm kun je het beste authenticiteit laten zien. Maar er moet zeker illusie in een voorstelling zitten. Het moet ook troost bieden of verontrusten. Eigenlijk gaan al mijn voorstellingen over mensen die als molletjes onder de grond leven en op zoek zijn naar het licht. Ze zijn onthecht en proberen grip op hun leven te krijgen in een veranderde maatschappij.

Een recensent vond dat je inderdaad een zeer echt verhaal neerzetten, maar er niks aan toevoegde. Geen boodschap, geen inzicht. Daarom zou er geen meerwaarde aan de voorstelling zijn.

Daar ben ik het niet mee eens. Zij vond het jammer dat ik zo dicht bij de realiteit bleef en niet voor een sprookje koos, bijvoorbeeld. Maar als ik dat zou doen dan wordt het vormingstheater. Ik wil geen acteurs van de jongeren maken, het gaat me om hun belevingswereld en verhalen. Ik heb hun wereld uitvergroot, maar geef geen commentaar.

Je krijgt nu de kans: wat zou je commentaar bij de voorstelling zijn?

Ik weet niet. Weet je, ik ben zo bang om moralistisch te worden. Daar kan ik absoluut niet tegen. Ik wil geen waardeoordeel geven. Ook al heb ik er echt heel veel moeit mee hoe jongeren van nu leven. Hard, egocentrisch en oppervlakkig en dat is wat ik laat zien. Horváth schetst in zijn stuk ook een wereld van lelijke en egocentrische mensen. In die zin is er niet zoveel veranderd.

Wat wordt je volgende project?

Een voorstelling over stijldansen met jongeren en ouderen.Misschien ben ik naar het agressieve boksen wel op zoek naar tederheid. Ik heb geen flauw idee waar ik terecht kom. Ik kan met rood beginnen en met zwart eindigen. Ik ben nu dansscholen aan het bezoeken. Fantastisch, de mensen en de taferelen die je daar ziet. Misschien laat ik dit keer het verhaal wel helemaal los en maak ik allemaal losse scènes. Of mag het publiek meedansen. Het vormt zich gaandeweg. Dat is de vrijheid van het zelf maken.

De voorstelling Leve Ik is nog tot 21 december 2006 te zien. Klik
hier
voor informatie.