Muziek / Achtergrond
special:

Johnny Cash: een gelovige zondaar

Zaterdag 15 mei is het een jaar geleden dat June Carter Cash overleed. Ze was een succesvol country-artieste, maar vooral bekend als de vrouw van de grootste countrymuzikant ooit: Johnny Cash. Na de plotselinge dood van zijn vrouw ging het met de toch al zwakke Cash hard achteruit: hij overleed vier maanden later aan complicaties van diabetes. June Carter Cash, Johnny’s tweede vrouw, betekende veel voor zowel zijn fysieke als mentale gesteldheid. Zij hielp hem eind jaren zestig van de drugs af en maakte hem tot een herboren christen. Ondanks deze terugkeer tot het orthodoxe geloof is de oorspronkelijk christelijk opgegroeide Cash echter altijd een zondaar gebleven. In ieder geval in zijn liedjes.

~

In veel van zijn nummers beschrijft de in 1932 geboren zanger hoe de ik-figuur een of meerdere moorden pleegt. Folsom Prison Blues (1956), een van zijn eerste grote singles, verhaalt over een moordenaar die in de gevangenis zit omdat hij iemand heeft gedood, ‘slechts om hem te zien sterven’. Gedurende zijn hele carrière zong Cash dit soort murder ballads. Zelfs nog op het in 2002 uitgebrachte I Hung My Head (van de plaat The Man Comes Around) bezingt de oude Cash met trillende stem hoe hij iemand neerschiet. De ik-figuur in het lied beklimt een heuvel, met de bedoeling om het aanleggen van een geweer te oefenen. Hij richt het wapen op een ruiter in het veld, en haalt per ongeluk de trekker over. ‘Het paard bleef rennen, de ruiter was dood.’

Schuldbesef

~

Typerend voor de teksten die Cash zingt (hij heeft ze lang niet allemaal zelf geschreven, maar kiest een bepaald soort nummers uit), is dat er altijd schuldbesef uit spreekt. Hoewel het meestal te laat is – de protagonisten vertellen hun verhaal vaak vanuit de gevangenis – hebben ze altijd spijt van hun daden. Ook de ik-figuur in Folsom Prison Blues weet dat hij de fout is ingegaan en beseft dat hij in de gevangenis thuishoort, ook al zou hij liever vrij zijn. Dit is een opvallend verschil met dodemansliederen zoals bijvoorbeeld Nick Cave die maakte op zijn plaat Murder Ballads (1996). De moordenaars in Caves teksten genieten duidelijk van hun daden; van spijt is geen sprake.

Overdosis

Wat dat betreft zingt Cash teksten die hem op het lijf geschreven zijn. Hij weet wat het is om de fout in te gaan, en weet ook wat het is om terug te kijken op die momenten. Toen zijn succes halverwege de jaren zestig op een hoogtepunt was en hij wel driehonderd optredens in een jaar deed, lonkten de geneugten van alcohol en drugs. Na een ernstig auto-ongeluk en een bijna fatale overdosis scheidde zijn eerste vrouw van hem. Dat bracht hem echter niet tot inkeer. Cash verhuisde naar countryhoofdstad Nashville, waar hij veel optrok met de Texaanse countryzanger Waylon Jennings. Tijdens de anderhalf jaar die volgden draaide het voor beide muzikanten alleen maar om drugs.

June en God

Gedurende zijn drugsperiode in Nashville werd ook het contact tussen hem en June Carter intenser. In 1963 had zij al zijn grote hit Ring Of Fire geschreven, maar van een vaste samenwerking was tot dan toe nog geen sprake. Zij hielp hem eind jaren zestig echter van de drugs af, bekeerde hem tot het orthodoxe baptisme zoals dat in het zuiden van de Verenigde Staten bestond en nam samen met hem de successingle Jackson op. In 1968, toen de toekomst er voor Cash weer zonnig uitzag, huwden de twee. Terugkijkend op die periode heeft Cash gezegd dat June Carter en God zijn leven hebben gered.

Populairder dan de strippers

Ondanks zijn opmerkelijke wedergeboorte bleef Cash echter flirten met het zondige en het goddeloze. In 1968 en 1969 produceerde hij respectievelijk de albums At Folsom Prison en At San Quentin, beiden live-registraties van concerten die hij in deze beruchte Amerikaanse gevangenissen gaf. Tijdens die optredens identificeerde Cash zich met zijn publiek, en vond het publiek zichzelf terug in de liedjes die hij speelde. Cash presenteerde zichzelf als iemand die het gevangenisleven van binnenuit kende, al had hij in werkelijkheid maar een paar dagen gezeten. Hij nam het ondubbelzinnig op voor de gevangenen die slachtoffer waren van politiegeweld en corrupte gevangenissystemen. Zijn optredens sloegen hierdoor zo goed aan bij het gevangenispubliek dat hij populairder was dan de strippers.

Op tv

De twee platen waren ook buiten de gevangenis een doorslaand succes. Cash’ populariteit was tijdens zijn drugsperiode behoorlijk afgenomen, maar zijn imago van artiest voor de zelfkant van de maatschappij maakte hem weer geliefd bij het grote publiek. Het jubelalbum The Holy Land, dat tussen de twee live-registraties werd uitgebracht, veranderde daar niets aan. De televisiezender ABC bood hem daarop zijn eigen televisieprogramma aan: hij ontving in 1969, 1970 en 1971 artiesten als Neil Young, Bob Dylan en Louis Armstrong in de Johnny Cash Show.

American Recordings

Na deze periode van grote successen leek zijn carrière in de jaren tachtig op een dood spoor te zijn geraakt. Halverwege de jaren negentig kwam hij echter weer helemaal terug met de gelauwerde serie American Recordings. Daarin arrangeerde hij zijn eigen klassiekers opnieuw, coverde andere bands, nam nieuwe nummers op en haalde oude vriendschappen aan. Onder leiding van rap- en rock-producer Rick Rubin was alles mogelijk, wat resulteerde in dozijnen bijzondere nummers. Tot nu toe zijn er vier platen in de serie uitgekomen, en er schijnt postuum nog een vijfde te verschijnen. Opvallend is dat Cash’ oorspronkelijke genres, de country en de gospel, weinig op deze albums terugkomen.

Unearthed

Maar helemaal is hij niet van de gospel afgestapt. Hoewel het op de platen uit de serie American Recordings niet terugkomt, bleef hij gospelnummers zingen. Die staan nu, samen met veel ander nieuw materiaal, op de vorig jaar december uitgebrachte box Unearthed. Deze moest bewaard tot het tweede lustrum van de samenwerking met Rubin in 2004, maar Cash’ dood bespoedigde de uitgave.

Liever zondig

Een van de platen in de box is My Mother’s Hymn Book. In het bijgaande honderd pagina’s tellende boekwerk zegt Cash dat dit zijn favoriete plaat allertijden is. Het telt veertien nummers, allen afkomstig uit Heavenly Highway Hymns, het liedboek waar zijn moeder vroeger uit speelde en zong. Maar bij de fans is deze gospelplaat veel minder populair. Net als religieuze platen als The Holy Land en The Gospel Road uit zijn hoogtijdagen is My Mother’s Hymn Book een ondergeschoven kindje. Het publiek heeft toch het liefst de zondige Cash.