Twaalf keer Sehgal – februari
Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.
Twee uit twaalf: This is good (2010) en This is new (2003)
De overgang van de ‘badkuip’ naar de oudbouw wordt gemarkeerd door een servicemedewerker die de entreebewijzen scant. Na een vriendelijke begroeting en het retourneren van mijn museumjaarkaart zegt hij: ‘Bouwers op de pijnbank’. ‘Sorry?’, vraag ik zonder nadenken. ‘Bouwers op de pijnbank. This is new. Tino Sehgal. 2003.’ Ik knik en loop door met een glimlach op mijn gezicht.
De meeste bezoekers na mij knikken, bedanken en lopen vervolgens weifelend verder nadat hen deze ‘mededeling’ ter ore is gekomen. Onrustig vervolg ook ik mijn weg door de vaste collectie terwijl ik ter plekke mijn eerste regel maak: niet vragen waar het werk zich bevindt. Me laten verrassen. Op de benedenverdieping tref ik de expressionisten weer aan in de zaal waar de vorige keer Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000) te zien was.
Banaliteit en ready mades
De zaal aan het einde van de gang op de eerste verdieping is een verbindende zaal. De doorgang in het midden van de wand maakt dat bezoekers ook in het midden van de zaal binnenkomen, maar het verlaten van de ruimte gebeurt via de zijkant. De looproute maakt een hoek en leidt in mijn geval van deze zaal naar de ruimte waar Barnett Newmans Cathedra (1951) te zien is.
De ingangen, of beter gezegd doorgangen, van de zaal zijn beide subtiel versperd door een, zij het verschillend, werk. Iets na of voor de ene doorgang, het is maar net van welke kant je komt, hangt een lichtsnoer. Het is wit met dito kleur fittingen en loopt van plafond tot grond – een aantal peertjes nonchalant over de vloer gedrapeerd. Het betreft Felix Gonzalez-Torres’ ‘Untitled’ (A Love Meal) (1992). Ongeveer een meter voor of na de andere doorgang staat een vitrine: Marcel Duchamps La boîte-en-valise (1936-1941). De manier waarop deze werken gepositioneerd zijn heeft tot gevolg dat zomaar de ruimte in- of uitlopen er niet bij is.
De zaal telt in totaal vijf werken. In een hoek staan, diagonaal gepositioneerd ten opzichte van de wanden, Jeff Koons’ Mound of Flowers No. 1 (1991) en Ushering in Banality (1988). Koons bevraagt met zijn kitscherige sculpturen de museumbezoeker. Wat is het eigenlijk dat hij echt wil zien? Het glinsterende groene, roze en gele glas waaruit het bloemstuk Mound of Flowers bestaat en het uitvergrote sentiment in Ushering in Banality contrasteren met de meer conceptuele kunst in de aangrenzende zalen. Koons’ idee over conceptuele, grensoverschrijdende kunst is dat het een aangeleerd principe is. Wat wij mensen, museumbezoekers, werkelijk willen zien is het banale, de kitsch, het ‘lekkere’. Hij houdt het publiek een worst voor en weet verdomd goed hoe deze eruit moet zien om het gewenste resultaat te verkrijgen.
This is an artwork by Tino Sehgal and it is called This is good’
Naast het werk van Koons speelt ook dat van Gonzalez-Torres en Duchamp, weliswaar elk op een eigen manier, met het idee van het gewone, het banale. ‘Untitled’ (A Love Meal) is een lichtsnoer zoals we dat allemaal kennen, ogenschijnlijk gewoon een gebruiksvoorwerp. En La boîte-en-valise (letterlijk doos in koffer) bevat miniatuurreproducties van Duchamps oeuvre, daarmee het traditionele idee van wat een tentoonstelling is, of kan zijn, bevragend.
In de andere hoek, tegenover de werken van Koons, staat een suppoost. Het is een man van een jaar of vijftig met normaal postuur, grijs kort haar, een baardje en bril met transparant montuur. Hij draagt een pak, de witte Stedelijk ‘s’ op het revers gespeld, met een witte blouse, donkerblauwe stropdas en donkere, nette schoenen. Enkele minuten nadat ik de ruimte heb betreden begint hij te bewegen. Het is een beweging die bestaat uit het gelijktijdig bewegen van rechterarm en been gevolgd door de linkerhelft. Een beweging die nog het best omschreven kan worden als een vorm van molenwieken. De zogenaamde suppoost hupst een kleine tien seconden, staat dan stil, fatsoeneert zijn colbert door het naar beneden te trekken, en zegt: ‘Tino Sehgal. This is good. 2001. Collectie Museum Ludwig in Keulen.’
‘En toen?’ ‘En toen niks.’
Gebiologeerd door de reacties die dit werk bij museumbezoekers oproept, neem ik plaats op de grond van de zaal, mezelf zodanig positionerend dat ik de bezoekers van beide kanten kan zien aankomen. Elke keer wanneer nieuwe mensen de zaal betreden voert de suppoost zijn vertolking uit. De beweging die hij maakt en de daaropvolgende zin zet de museumbezoeker aan tot allerhande ‘bewegingen’. Velen van hen bestuderen aandachtiger dan ooit te voren, zo lijkt het althans, de werken in de zaal. Meestal is de vitrine van Duchamp het ‘slachtoffer’. Nog net niet met de neus tegen het glas gedrukt lijkt het alsof de museumbezoeker de confrontatie met het levende kunstwerk in de hoek wil vermijden. Een enkeling knikt, sommigen mompelen ‘bedankt’, maar de meerderheid loopt door zonder zichtbaar te reageren. Waarbij vermeld moet worden dat ook dat wel degelijk een reactie is.
Een meisje met audiotour komt de ruimte binnen, loopt naar de sculpturen van Jeff Koons toe en bekijkt ze aandachtig. Terwijl ze met haar rug naar de suppoost toe staat begint hij met bewegen, gevolgd door het uitspreken van de zin ‘Tino Sehgal. This is good. 2001. Collectie Museum Ludwig in Keulen.’ Het meisje haalt de koptelefoon van haar hoofd en vraagt in het Engels of de man iets tegen haar zei. Zichzelf als werk parafraserend antwoordt de suppoost: ‘This is a work of art by Tino Sehgal and it is called This is good.’ Een andere vrouw vraagt nietsvermoedend na het aanschouwen van het werk ‘En toen?’ ‘En toen niks’, antwoordt hij.
‘Wij zijn het bordje.’
Na het aandachtig bestuderen van de titelbordjes in de zaal vraagt een man aan de suppoost waar hij het titelbordje kan vinden dat betrekking heeft op het werk dat hij vertolkt. ‘Wij zijn het bordje’, luidt zijn antwoord: de dubbelrol die hij vertolkt benadrukkend. Een werk dat zichzelf uitspreekt door aan te geven dat het een titelbordje is. De museumbezoeker is onderdeel geworden van een postmodern spel. ‘Il n’y a pas de hors-texte’, zei de Franse filosoof Jacques Derrida, verwijzend naar het feit dat er niets is buiten de tekst, dat deze de context is. Met andere woorden, dat wat bepalend en vormend is, is het besef van de afhankelijkheid van context. In This is good verwijst de suppoost in zijn bestaan als kunstwerk naar zijn bestaan als kunstwerk.
Het is (dus) niet verwonderlijk dat This is good omringd wordt door werken die bevragen wat kunst is en wat kunst kan zijn, en daarmee de onderliggende vraag wat ervoor zorgt ‘dat iets kunst is’ blootlegt. De voorwaarden voor het ontstaan van kunst toont Sehgal door deze met zijn werken letterlijk te bevragen, waardoor de museumbezoeker ervaart dat het de context is die toestaat dat deze actie, in de vorm van de vertolking, verwordt tot kunstwerk. Het postmoderne spel wordt hier niet gespeeld om de leegte te benadrukken – want zo wordt het idee van ‘er is niet één waarheid’ veelal opgevat – maar om de mogelijkheid van schepping te vieren.
Negatie als bevestiging
Het museum is een plek waar vragen in de lucht blijven zweven totdat de museumbezoeker ervoor kiest ze te beantwoorden. De dialoog ontstaat wanneer hij, de museumbezoeker, besluit om deze aan te gaan. Sehgals werk is een indringer binnen dit proces omdat we met ons gedrag, bewust of onbewust, zijn werk bevestigen en beantwoorden. De normaliter meer hermetische museumruimte wordt een toneel voor gedragingen. Een choreografie van ontregeling.
Deze choreografie wordt in gang gezet door het levende kunstwerk, de ‘situatie’, maar betrekt, zoals blijkt uit de werken Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things, This is new en This is good ook architectuur, sociale conventies, de idee museum en andersoortige artistieke aannames bij dit proces. De katalysator, in de vorm van de vertolker, krijgt dus bijval en steun van de omringende kunstwerken en hun plaatsing in de ruimte. Ze resoneren met elkaar. De choreografie die hierdoor ontstaat maakt de context van het artistieke idee en de ruimtelijke invulling van Sehgals werk, zowel op letterlijk als meer filosofisch niveau, duidelijk juist door haar (de context) te gebruiken.
Op mijn weg naar de uitgang passeer ik een laatste maal de servicemedewerker terwijl hij nieuwe bezoekers verwelkomt: ‘Hallo. Welkom. Rihanna fell in love with Grammy dress. This is new. Tino Sehgal. 2003.’