Een samenkomst van creativiteit en traditie
Er zijn al veel tentoonstellingen geweest waarbij kunstenaar Paul Cézanne (1839-1906) centraal stond. Vaak wordt hij neergezet als de grote inspirator voor het kubisme van Georges Braque en Pablo Picasso. Waarom werd juist hij de vader van de moderne kunst? Deze vraag wordt behandeld in de tentoonstelling Cézanne and the Past: Tradition and Creativity in Szépművészeti Múzeum, het museum voor schone kunsten in Budapest.
Szépművészeti Múzeum, het museum voor schone kunsten in Budapest.
De tentoonstelling Cézanne en zijn verleden laat een kleine honderd werken zien van de Franse kunstenaar, waaronder verschillende composities die hij baseerde op zijn studies van oude meesters. De werken van deze oude meesters zijn naast het werk van Cézanne te zien om de impact te demonstreren die zijn voorgangers op zijn kunst en compositie hadden. Hij tekende en schilderde werken na van Eugène Delacroix en Nicolas Poussin om te ontdekken wat zijn eigen, vooruitstrevende stijl was.
Cézanne en zijn verleden
De bezoeker wordt bij binnenkomst meteen geconfronteerd met de opzet van de tentoonstelling. Een versie van een van Cézannes bekendste werken, Mont Sainte-Victoire, is het startbeeld met daarnaast een landschap van Nicolas Poussin. De serie die Cézanne rond 1886 maakte, vormt een belangrijk deel van zijn oeuvre. Het werk hangt naast Landscape with the Ashes of Phocion, een werk waar een zelfde compositie te zien is als bij Mont Saint-Victoire. Poussin vestigt de aandacht op de tempel in het midden van het schilderij door het in te kaderen met behulp van bomen links en rechts op het doek. Deze handigheid gebruikt Cézanne ook, hier wordt de berg Saint-Victoire ingekaderd door de dennenbomen links, rechts en boven. Het is een goed en sterk voorbeeld dat de toon zet voor de rest van de tentoonstelling: het wordt een les in Cézanne.
Door het werk van Cézanne in een traditie te plaatsen van landschapsschilders en meesters in stillevens en portretten, leert de bezoeker hoeveel de kunstenaar tegelijkertijd geïnspireerd was door zijn voorgangers en behoefte had aan vernieuwing. De schilderijen uit Cézannes vroege periode 1865-1870, zijn uitermate persoonlijk, en worden gekenmerkt door gewelddadige onderwerpen en harde, sombere kleuren. Hier wordt weinig van laten zien, waarschijnlijk omdat het werk niet erg aantrekkelijk is. Vanaf 1870 schilderde Cézanne als een impressionist, het palet wordt lichter en het gevoel van beweging en licht wordt belangrijker. Samen met vriend Camille Pisarro bestudeerde Cézanne de oude meesters uitvoerig en al snel raakte zijn werk meer los van het impressionisme en ontwikkelde hij zijn eigen stijl.
Deze eigen stijl zien we vooral terug in de tweede helft van de tentoonstelling. Hier zien we zijn strakke landschappen, vervreemdende stillevens en zijn bekende serie naakte baadsters. Cézanne schilderde graag ‘naar de natuur’ om de diepere betekenis van de natuur te ontcijferen. Dit deed hij door het uitvoerig observeren van de natuur, maar ook door het bekijken van andere afbeeldingen. Zo zien we in de tentoonstelling meesterwerken en schetsen van grote kunstenaars uit het verleden die Cézanne heeft nageschilderd of nagetekend. De tentoonstellingsmakers hebben hun uiterste best gedaan niet alleen werken van Cézanne te verzamelen, maar ook bruiklenen van andere meesters overal vandaan te krijgen om de ontwikkelingen in Cézannes werk te tonen.
Een mooi voorbeeld is de kopie van Rafael’s Venus en Psyche. Met het natekenen ontdekt Cézanne wat wel en niet belangrijk voor hem is als kunstenaar. Het gaat niet om het streven naar perfectie, het gaat om de balans, net als in de natuur. De balans bij Cézanne ontstaat door lijnen, kleuren, vlakverdeling en de expressie of emotie. Zijn werken zijn niet enkel een kopie van de natuur, het is ook wat hij als kunstenaar, als mens, daarbij voelt. Dit onderscheidt hem van zijn geliefde voorgangers. Cézanne liet zich door hen inspireren maar wist zich ook van hen af te keren.
Eye-opener
Interessant is het als een tentoonstelling een nieuw licht laat schijnen op de reeds geschreven kunstgeschiedenis. Daar Cézanne zich afzette tegen het toen moderne impressionisme en hij altijd gezien wordt als modern, avant-gardistisch en ook als voorloper van de groten der moderne kunst, is het verrassend te zien dat deze kunstenaar eigenlijk heel traditioneel te werk ging. Zijn studies en schetsen laten dit zien. Net als schilders van de eeuwen daarvoor zat hij uren achtereen in musea als het Louvre om te werken aan proporties, perspectief en lichtval. Het is zijn eigen expressieve stijl die het werk zo bijzonder maakt.
De tentoonstelling vertelt het verhaal van de kunstenaar en zijn artistieke ontwikkeling. En daarmee wordt vanzelf het beeld geschetst van Cézanne als brug tussen oude meesters en de avant-garde van de twintigste eeuw.
De moeite waard om naar Nederland te halen, deze tentoonstelling!