Kunst / Achtergrond
special: Particuliere collecties binnen de muren van een museum

Een museum voor de verzamelaar

‘Tot nut en genot der gemeenschap bijeengebracht, dient deze verzameling, om een aanschouwelijk beeld te geven der ontwikkeling zoowel van den individuelen modernen kunstenaar als van de kunst onzer dagen in het algemeen’. Helene Kröller-Müller (1869-1939) had al snel voor ogen wat ze met haar kunstcollectie wilde. Slechts weinig verzamelaars dienen dit publieke doel. Maar hoewel aan de kunstcollecties van tijdgenoten Johannes Esser en het hedendaagse verzamelaarsechtpaar Sanders geen idealen met betrekking tot de gemeenschap ten grondslag lagen, kwamen ook veel van de werken die zij met veel liefde bijeen hebben gebracht in musea terecht.

Deze drie verzamelaars worden op dit moment geëerd in verschillende tentoonstellingen.

Esser als schakend scheeparts in Caracas, Venezuela, 1904
Esser als schakend scheeparts in Caracas, Venezuela, 1904

Terwijl Helene Kröller-Müller voornamelijk onder bezielende leiding van de Haagse kunstcriticus en kunstpedagoog H.P. Bremmer en via veilingen, kunsthandelaren haar collectie uitbreidde, onderhandelde Esser (1877-1946) bijna altijd zelfstandig en in direct contact met de kunstenaars. Hij zette daarbij niet zelden zijn eigen diensten als huisarts in als ruilmiddel voor een schilderij of tekening. De prachtige tentoonstelling in het Singer Museum in Laren laat zien dat zijn voorkeur uitging naar de kleurrijke landschappen uit de luministische periode van Jan Sluijters, Piet Mondriaan en Leo Gestel. Zijn liefde voor de tekening komt naar voren in de vele schetsmatige weergaven van het moderne stadsleven door onder andere Breitner en Isaac Israels. Waar Helene zich liet leiden door haar groeiend kunsthistorisch inzicht en door haar wil een volledige collectie van belangrijke werken op te bouwen, berustte Essers collectie meer op het toeval van vriendschappen en gevoelsmatige aankopen. De kunstverzameling van Esser was dan ook niet zijn grote levenswerk. Zijn ambities als plastisch reconstruerend chirurg stonden voorop en hij verzamelde maar zo’n zeven jaar actief. Mede daardoor is zijn circa achthonderd stukken tellende collectie al lang geleden uiteengevallen en in verschillende – veelal particuliere maar ook museale – collecties ondergebracht. Een groot deel is in 1919 geveild en niemand minder dan Helene Kröller-Müller verliet destijds het veilinggebouw met een aantal vroege werken van Gestel en Sluijters.

De verzamelaar en het museum

Piet van der Hem (1885-1961), Wandeling op de Monte Pincio, Rome, Olieverf op doek 76 x 231 cm. Stedelijk Museum Amsterdam
Piet van der Hem (1885-1961), Wandeling op de Monte Pincio, Rome, Olieverf op doek 76 x 231 cm. Stedelijk Museum Amsterdam

Ook het Amerikaanse echtpaar Singer, aan wie het museum in Laren haar naam dankt, had niet de doelgerichte verzamelwoede van Helene. Hoewel ook deze collectie uiteindelijk de basis vormde voor een museum, was dat niet de aanvankelijke opzet. In de eerste helft van de twintigste eeuw ontstond deze collectie doordat ze werk aankochten, maar ook kregen van bevriende Amerikaanse en Larense kunstenaars, onder wie Jozef Israëls en Anton Mauve. In tegenstelling tot Esser beperkten zij zich tot louter naturalistische en impressionistische kunst. De landschappen van kunstenaars uit de Larense, Amsterdamse en Haagse School waren echter een niet al te populair in de jaren vijftig. Het was voor Anna Singer dan ook niet makkelijk om na het overlijden van haar man William in 1943 de collectie bij een museum onder te brengen. Uiteindelijk heeft de gemeente Laren zich over de collectie ontfermd en werd het voormalige woonhuis van de Singers tot museum.

Ook vandaag de dag is de samenwerking met verzamelaars van levensbelang voor musea, met name omdat de overheid hen weinig financiële ruimte biedt. Een kwart van alle aanwinsten van musea zijn dan ook afkomstig uit particuliere collecties. Maar ook nu staan musea niet altijd te juichen bij elk schenkingsvoorstel. Een particuliere verzameling of delen daarvan moeten een wezenlijke aanvulling zijn op de museumcollectie en bij voorkeur voorzien zijn van voldoende documentatie met betrekking tot de herkomst van de werken. Anders zijn de risico’s te groot en begint een museum er vaak niet aan. Het aannemen van een schenking betekent bovendien vaak het accepteren van de kosten van opslag en restauratie van de werken en soms ook het accepteren van de eisen van de verzamelaar.

Collectie Sanders

Leo Gestel (1881-1941), Liggend naakt 1910, Olieverf/doek, 95 x 201 cm. Collectie Stedelijk Museum, Amsterdam
Leo Gestel (1881-1941), Liggend naakt 1910, Olieverf/doek, 95 x 201 cm. Collectie Stedelijk Museum, Amsterdam

Verzamelaars Piet en Ida Sanders zijn echter niet zo veeleisend. De simpele motivatie voor de anonieme schenkingen die zij jarenlang aan diverse musea hebben gedaan, was dat kunst gezien moest worden. Ze hebben geen commerciële bedoelingen en met naamsvermelding doet een museum hen ook geen al te groot plezier. De collectie van het Kröller-Müller Museum is in de loop der jaren aangevuld met ruim honderd werken uit de collectie van het echtpaar Sanders. Zo ontvingen zij in 1985 een groot aantal Afrikaanse sculpturen ter aanvulling op dit persoonlijke interessegebied van Helene Kröller-Müller. Daarnaast volgen de Sanders de nationale en internationale ontwikkelingen in de kunst al ruim vijftig jaar op de voet en zijn ze met name geïnteresseerd in eigentijdse, jonge kunst. Uit elk decennium is er dan ook werk aanwezig in de collectie. Met kunstenaars als David Mach, Barry Flanagan, Carel Visser, Peter Struycken en Constant en door de relatie die deze kunstenaars met land-art, conceptualisme en minimal art hebben, passen zij in het huidige verzamelbeleid van het Kröller-Müller Museum.

Gedachtegoed verzamelaar


De kerncollectie van het Singer Museum bestaat nog steeds uit de werken die de Singers in die veertig jaar bijeen hebben gebracht. Het hedendaagse verzamelbeleid is er daarnaast op gericht een zo compleet mogelijk beeld neer te zetten van wat er rond de tijd van de Singers in het kunstenaarsdorp Laren gebeurde. Hoewel hierbij ook wel eens keuzes gemaakt moeten worden die tegen de persoonlijke voorkeur van de verzamelaars in zouden gaan, lijkt het bij het Kröller-Müller Museum, vanwege Helenes eigen visie op wat een museum moet zijn, nog iets complexer te liggen. Helene Kröller-Müller beschouwde haar collectie als een afgesloten geheel. Omdat ze er van overtuigd was dat de collectie in een vaste, statische opstelling gerangschikt moest worden en blijven, mocht het alleen met werken van in de collectie reeds opgenomen kunstenaars worden aangevuld.

Jan Sluijters (1881-1957), Studie voor Hemelse en aardse liefde ca. 1911-1912, Olieverf op doek 50,5 x 63,5 cm. Particuliere collectie
Jan Sluijters (1881-1957), Studie voor Hemelse en aardse liefde ca. 1911-1912, Olieverf op doek 50,5 x 63,5 cm. Particuliere collectie

De strengheid van haar theorie maakte de ontwikkeling en het exploiteren van het Kröller-Müller Museum zó moeilijk, dat er al vrij snel besloten werd een nieuw verzamelterrein te openen, dat vooral uitdrukking gaf aan de persoonlijke voorkeuren van A.M. Hammacher, museumdirecteur van 1947 tot 1963. Een voorbeeld hiervan was de beslissing om zich toe te leggen op het verzamelen van beelden. Op deze manier neemt elke nieuwe directeur weer nieuwe voorkeuren en inzichten mee en breidt de collectie zich zowel in diepte als breedte uit. Zich beroepend op Helenes voorkeur voor de evenwichtige, beheerste kunst (of, om in haar terminologie te blijven, apollinische kunst), kon het na verloop van tijd zelfs gebeuren dat er een abstracte Mondriaan in de collectie terecht kwam. En dat terwijl Helene deze principieel niet zou hebben aangeschaft, omdat ze van mening was dat de schilderkunst de band met de realiteit nooit zou mogen verbreken.

Hoewel het Kröller-Müller Museum inmiddels een lange traditie heeft van abstracte werken, is het toch mooi te bedenken dat ook verzamelaars er nu en in de toekomst voor zullen zorgen dat Helenes museum blijvend voor iedereen een beeld van de hedendaagse kunstenaar kan laten zien. Helenes visie wordt dan wel niet strikt nageleefd, maar alle werken die er te zien zijn voldoen aan één belangrijke eis: ze tonen ‘de kunst onzer dagen’.

De favorieten van Helene en Collectie Sanders is nog te zien tot en met 28 februari 2006 in het Kröller-Müller Museum te Otterlo.

Dromen van Piet Sanders. Een internationale architectuurcollectie is nog te zien tot en met 19 februari 2006 in het Nederlands Architectuur Instituut (NAi)te Rotterdam.

Mondriaan, Breitner, Sluijter e.a. De onstuitbare verzamelaar J.F.S. Esser is nog te zien tot en met 28 april 2006 in het Singer Museum te Laren.