De ruimte, een ruimte
Het tentoonstellingsmodel van the white cube wordt sinds de jaren zestig door velen beschouwd als dé plek om kunst te exposeren. De witte muren leiden niet af van de werken en maken een totaal op het object gecentreerde beleving mogelijk; het werk staat in het middelpunt. In de loop der jaren werd er wel geëxperimenteerd met andere kleuren of vormen in kunstinstellingen en musea. Dit lijkt echter geen trend; een beetje galerie houdt vast aan haar steriele witte ruimte.
De witte ruimtes bevallen ook de jonge kunstenaar Alex Winters, of eerder: ruimtes in het algemeen. Een van de eerste werken die ik van hem zag was zijn examenwerk uit 2006 voor het Frank Mohr Instituut in Groningen. In zijn atelier had hij een nieuwe ruimte gebouwd. De muren van deze ruimte, die scheef op de bestaande wanden stonden, spiegelden het atelier, de stopcontacten in de muur, de plinten etc. De gangen in de ruimte hadden de breedte van zijn schouders. Het was een bijzondere ervaring in het atelier te lopen waarin Winters had gewerkt, maar waar niet langer de werkperiode een rol speelde, maar de ruimte zelf.
Scouten op een kunstbeurs
Room 11, Drawing, 2007 |
Dit werk werd opgemerkt door galeriehouder Fons Welters. Winters’ eerste expositie in de galerie van Welters was in het najaar van 2006. Ook vertegenwoordigde hij de galerie op Art Rotterdam met een nieuw werk, speciaal voor de stand gemaakt. Toos Arends, conservator van Buro Leeuwarden en het Fries Museum, zag Winters’ installatie en vroeg of hij een tentoonstelling wilde maken in Buro Leeuwarden, een ruimte waar voornamelijk succesvolle jonge kunstenaars geprogrammeerd worden. Winters stemde toe en maakte Room 11. Een paar dagen voor de opening tref ik hem in zijn huis en atelier. Op de vloer ligt een werk dat nog afgemaakt moet worden, een wit geschilderd houten vlak. We praten over de tentoonstelling, over saai willen zijn en over een voorliefde voor zandbakken. Wat vindt Winters nu zo interessant aan de ruimte? Is het de white cube zelf die hem fascineert? Of is het de begrenzing van de ruimte en wat daar binnen de muren zou kunnen gebeuren?
In Buro Leeuwarden diende de ruimte zelf opnieuw als inspiratiebron. Winters heeft voor deze ruimte zes werken gemaakt; vier werken gaan over de ruimte als geheel, twee over details in de ruimte. Bij de ingang van Buro Leeuwarden hangt een beveiligingscamera. Het beeldscherm is in vieren gedeeld en er worden in een loop acht verschillende beelden van plekken in Buro Leeuwarden getoond. Op een gegeven moment loopt Winters zelf door het beeld. Hij vervangt de beelden voor tekeningen van de ruimte vanuit verschillende perspectieven. Die tekeningen worden weer omgewisseld door andere tekeningen en daarachter verschijnt opnieuw een fysieke ruimte, die lijkt op die van Buro Leeuwarden. In werkelijkheid is het de ruimte boven Buro Leeuwarden, waar de kunstenaars kunnen verblijven tijdens de opbouwperiode. Achter de tekeningen is de ‘ruimte’ veranderd of misschien gemanipuleerd.
Eén uur is geen uur
De ruimte waarin Winters werkt is de context waar hij commentaar op levert. Het is een nieuwe visie op de ruimte, of zoals eerder geopperd de tentoonstellingsruimte zelf. Zoals Winters zelf zegt: “Wat ik eigenlijk doe is mijn manier van kijken laten zien. Het is een waarheid die ik zelf heb gecreëerd en mijn eigen logica toegepast op de ruimte. Hoe en wat het publiek daar verder mee doet, daar ben ik niet zo mee bezig. Ik wil mensen niet sturen, of mijn visie opleggen.” Het ‘doek’ dat tot zijn beschikking staat, is begrensd door de wanden van de ruimte. Maar die begrenzing is geen reden om daar niet buiten te treden. Winters creëert nieuwe ruimtes, of opent een deur naar een andere ruimte, die er niet is. Die vaststaande muren worden aangevallen. Het is als de zandbak die hem nog steeds boeit; er zijn vier randen, maar daar binnen is van alles mogelijk. Er is ruimte voor verbeelding.
Ook in zijn werkwijze staan de regels niet zo vast, al klinken ze soms wel als dogma’s. “Ik heb me voorgenomen dat ik nooit langer dan een uur met een werk bezig wilde zijn. Ik heb zo’n regel nodig om te werken.” Dat uur is geen vaststaand gegeven, het bestaat niet per se uit zestig minuten. Een uur is een uur, zolang het voor Winters een uur is.
Scheve muren
Room 11, Frames, 2007 |
Het is een bijna wetenschappelijk onderzoek naar de ruimte, met resultaten die alleen door Winters verkregen zijn en gelegitimeerd worden. In plaats van veel data verzamelen en die vervolgens verwerken, is zijn manier van ‘onderzoek doen’ nogal ad hoc en op het moment gericht. Winters gaat naar de ruimte en doet daar ideeën op. Van tevoren maakt hij geen schetsen of tekeningen. Hij probeert zijn plannen te ontvouwen door te vertellen over bepaalde fascinaties, zoals de zandbak en zijn hang naar huiselijkheid. “Het is geen dagboek van de ruimte; het moment is erg belangrijk. Telkens bevraag ik misschien hetzelfde, maar het moment waarin het gebeurt is anders, omdat ik bijvoorbeeld andere methodes gebruik. Ik heb nu vooral werken gemaakt over dingen die me de eerste week opvielen. De ruimte was toen helemaal gestript. Er was niets aanwezig van vorige exposanten. Ik heb dat nodig, deze rust. Ik moet de ruimte voor mij persoonlijk kunnen plaatsen. Was ik er langer geweest dan nu, dan had ik misschien weer hele andere dingen gezien.”
In een van de werken zijn het moment en dat persoonlijke in het bijzonder aanwezig. Het gaat over de indrukken die je opdoet van een ruimte, en wat daar in herinnering van overblijft. Midden in de expositieruimte van Buro Leeuwarden heeft Winters een tweede ruimte gebouwd, een soort box. Door een inkeping in een van de muren kun je naar binnen stappen. In de ‘box’ heeft Winters een aantal dagen voor de opening de ruimte getekend zoals hij hem herinnert. De grijze vloer van het Buro loopt schuin over de wanden, andere wanden zijn lange dunne vlakken geworden, en lopen verder door dan het plafond in de ‘box’. Er is niets meer over van de rechte witte vlakken waar je andere schilderijen op zou kunnen bedenken. Is het Winters’ visie op hoe we de kunstruimte ook zouden kunnen zien?
Waarom de ruimte?
Security, 2007 |
Een paar keer tijdens het interview noemt Winters wat hij doet ‘banaal’. Soms lijkt hij niet helemaal te weten waarom hij juist voor die plek tussen de vier muren kiest, om juist dat te onderzoeken. In verschillende werken is de white cube zijn onderzoeksterrein geworden. Denkend over het werk van Winters komt de gedachte op dat de witte ruimte symbool staat voor de standaard kunstruimte. Het is de ruimte waarin hij tentoonstelt, maar het is geen gegeven dat vaststaat. Hij toetst de ruimte door er zijn eigen logica op los te laten. Hij doorgrondt de ruimte in zijn onderzoek. En dat is misschien wel een van de bedoelingen van Winters; de kunstruimte helemaal leren kennen, zodat hij er vertrouwd genoeg mee is om er (ander) werk te maken.