Paternalisme als deugd
8WEEKLY-redacteur Paul Boon verwijt Bas Blokker in diens artikel ‘Geschoten en gesneden’ in NRC Handelsblad een ouderwets-elitaire visie op kunst. Blokker zou de academische discussies over het poststructuralisme en het postmodernisme over het hoofd te zien. Volgens 8WEEKLY-redacteur Niels Bakker geeft Blokker juist de aanzet tot een nieuwe beweging: het postpostmodernisme.
Paul Boon:
“Special guest director Quentin Tarantino. Shot & cut by Robert Rodriguez. Fuck toch een eind op.” Bas Blokker beëindigt zo zijn betoog Geschoten en gesneden, in het NRC Cultureel Supplement van vrijdag 10 juni 2005. Blokkers stuk gaat over regisseur Quentin Tarantino en consorten die films maken die nergens over zouden gaan. Films waarin helden straattaal spreken. Waarin “geweld van zijn betekenis ontdaan” is. Waarin “stijl de betekenis compleet heeft overwoekerd.” Het gaat, kortom, over de (schijnbare) betekenisloosheid van de postmoderne film. Over de laakbare fascinaties van postmoderne filmers met zogeheten ‘lage cultuur’. Over de dope films van Tarantino.Nu ja, Blokker zegt dat laatste niet met zoveel woorden, maar dat komt omdat hij niet ingevoerd is in het huidige academische filmtheoretische debat, en omdat hij niet weet watskeburt. Het poststructuralisme, het postmodernisme, de verregaande democratisering – ook van de kunst -, die fundamentele onzekerheden, en dan ook nog tha thug life, gangsta, kung fu en al die andere populaire cultuur waar Tarantino c.s. uit putten: een mens kan wel bezig blijven.
De angst en minachting voor ‘lage cultuur’ verwoordt Blokker heel helder in zijn stuk: “Het is geweldig als een kunstenaar even goed thuis is in Suske en Wiske als in Dostojevski. Als hij maar niet denkt dat het even belangrijke kunstuitingen zijn.” Niemand zegt dat Suske en Wiske even belangrijk is als Misdaad en straf (al kun je je afvragen: belangrijk voor wat?). De filmtraditie waarin Tarantino thuishoort, Tarantino-fans op straat en de poststructuralistische academische wereld, vragen alleen dat beide cultuuruitingen met evenveel respect worden behandeld. Dat niemand zegt: dit is belangrijk, en dat is niks.
Tarantino maakt andere films dan andere regisseurs, daarin heeft Blokker gelijk. Blokker geeft ook toe dat Tarantino in zijn veld vernieuwend is. Blokker heeft alleen een probleem met het gegeven dat Tarantino niet de films maakt waaraan Blokker gewend is. “De Tarantino-personages zijn na Jackie Brown platter en platter geworden, tot ze echt niet dikker waren dan het papier van een stripverhaal.” Ik zou zeggen: nog platter zelfs dan dat, maar waarom is dat een probleem? Omdat er ‘weer geen normaal mens in voorkomt’? Tarantino’s films draaien toevallig om andere dingen dan de films die Blokker wel leuk vindt, maar zijn het daarom minderwaardige films? Mogen Quentin Tarantino en zijn publiek eindelijk zelf uitmaken wat ze interessant vinden om te tonen en te zien, zonder dat het automatisch ‘lage’ of ‘hoge cultuur’ wordt?
Zo komen we bij Blokkers andere misvatting. Wat zijn de grootste verdiensten van Quentin Tarantino voor de filmwereld? Dat zijn niet “de fragmentatie van de vertelstructuur en de haakse dialogen – praten over popmuziek, hamburgers of voetmassages”. Dat zijn symptomen. Tarantino’s grootste bijdrage aan de ontwikkeling van de cinema is dat scènes en gesprekken niet meer alléén in dienst hoeven te staan van de plotafwikkeling. Dat genres, waar bepaalde filmcritici op neerkijken, door Tarantino met evenveel respect behandeld worden, als de arthouse-films die NRC uitbrengt onder de noemer Moderne Europese Klassiekers. Dat stijl betekenis kan en mag overwoekeren. Dat ‘dit’ niet beter of slechter, maar anders dan, en toch gelijkwaardig aan ‘dat’ is. “Het is geweldig als iemand even goed thuis is in Suske en Wiske als in Dostojevski. Als hij maar niet denkt dat ze even belangrijk zijn.” Fuck toch een eind op, zeg, met je ouderwetse denkpolitie.
Niels Bakker:
Zijn de strips van Suske en Wiske een even belangrijke kunstuiting als het werk van Dostojevski? Nee, zegt Bas Blokker in NRC Handelsblad van 10 juni. Ja, schrijft Paul Boon tien dagen later in een reactie op deze site. In zijn betoog valt hij Blokker vooral aan op zijn vermeend elitaire gedrag: want heeft het poststructuralisme niet aangetoond dat ‘hoge cultuur’ niet per definitie meer waard is dan ‘lage cultuur’?Los van de vraag of Blokker hiermee een ‘paternalistische’ houding inneemt, maakt hij volgens mij een belangrijk punt. Waar het hem om gaat, is dat Quentin Tarantino (en consorten) hun doel voorbij zijn geschoten. Blokker gaat daarbij met name in op Kill Bill en Sin City (een film overigens waarvoor Robert Rodriguez de regie deed en Tarantino het hield bij één scène). Zijn stelling: deze films zijn alleen stijl, enige inhoud ontbreekt.
Bij Sin City is dat inderdaad het geval. Het is alsof je naar een schitterend uitgelicht storyboard zit te kijken, zo perfect heeft Rodriguez de stripwereld van Frank Miller gekopieerd. De mensen die zich hierin bewegen zijn acteurs van vlees en bloed, maar ze roepen geen enkele emotie op. Het zijn marionetten, hopeloos verdwaald zo lijkt het.
Boon heeft het ook over het postmodernisme, maar is deze beweging zelf niet een beetje achterhaald? Een bekende postmoderne opvatting is dat een kunstwerk niet in de eerste plaats moet verwijzen naar de werkelijkheid, maar naar andere kunstwerken. Sin City is wat dat betreft het ultieme postmoderne meesterstuk: één grote verwijzing naar een andere kunstuiting, namelijk de strip van Miller. Maar wat moet je er als kijker mee? Je kunt je vergapen aan de vormgeving, je afvragen hoe Rodriguez hem dit heeft geflikt, maar dat neemt niet weg dat het nergens over gaat. Ja, over die strip van Miller. Maar wat leren we over die strip? Alweer, alleen hoe deze eruitziet.
De vraag of kunstwerken een betekenisvolle inhoud moeten hebben, is inderdaad normatief. En dat Tarantino en Rodriguez gewoon hun ding moeten doen, spreekt wat mij betreft voor zich. In Sin City zijn ze alleen te ver gegaan. Sin City toont op glorieuze wijze het failliet aan van het postmodernisme. Een kunstwerk dat alleen wil bestaan bij de gratie van een ander kunstwerk, is gedoemd tot het uitkauwen van de stilistische kenmerken van dat werk. Het voegt niets toe, het kopieert alleen. Het heeft geen enkele betekenis meer, behalve dan dat het verwijst naar dat andere werk.
Het is kinderachtig van Blokker dat hij Suske en Wiske en Dostojevski zo botweg naast elkaar legt, maar hem ouderwets noemen of zeggen dat hij de academische filmtheoretische discussies heeft gemist gaat wat ver. Sterker nog, ik ben geneigd in dit artikel een nieuwe beweging te ontwaren: het postpostmodernisme. Dat zou, met de kennis die we hebben uit het postmodernisme, op zoek moeten gaan naar verhalen die weer iets aan de kaak durven te stellen. Van stijl om de stijl zijn we allang niet vies meer, het wordt dus weer tijd voor wat meer stijl om de inhoud.
Reageer ook! Mail redactie@8weekly.nl