IFFR 2006
.
3 februari
Leentjebuur bij meesterfilmers
13 (Tzameti) – Sturm und Drang
Gela Babluani, 2005
Sébastien is een durfal die zijn weg niet laat uitstippelen door iemand anders, maar z’n eigen nieuwsgierigheid volgt. Dat wordt hem niet in dank afgenomen en wordt uiteindelijk ook zijn ondergang.
Je hebt in deze wereld nou eenmaal met anderen te maken en sommigen van hen zijn geestelijk niet helemaal oké. In films van Tarantino kwam dat altijd mooi tot uiting, maar wat dacht je van de films van Lynch, Bunuel of Fellini? Van al deze filmgiganten heeft Gela Babluani (26 jaar!) aardig wat mafkezen geadopteerd, lijkt wel. Van Tarantino heeft Babluani geleerd het onverwachtse ook mooi in zijn script te verwerken, want halverwege zijn film transformeert het verhaal van voortkabbelend met een onderhuidse spanning naar ronduit schokkend en zelfs compromisloos gewelddadig. Het enige wat de film dan nog mist, in vergelijking tot een film als Reservoir Dogs (1992), is de licht ironische humor, hoewel 13 (Tzameti) dus wel bevolkt wordt met kleurrijke mafkezen die ook niet zouden misstaan in films van Lynch of Fellini.Wereldvreemde subcultuur
De film begint onheilspellend en eindigt onder hoogspanning. Sébastien komt in een luguber avontuur terecht als hij ingaat op een uitnodiging die niet voor hem bedoeld was, maar voor zijn aan heroïne verslaafde werkgever. De climax werkt op de zenuwen en geeft een perfect kijkje in een subcultuur die alledaags lijkt, maar gewoon wereldvreemd is. Dat is het knappe van deze film: net als in bijvoorbeeld Tarantino’s Pulp Fiction (1994) wordt het alledaagse prima afgewisseld met het absurde. De film is een fraai geconstrueerde film noir geworden die er impressionistisch uitziet dankzij de grof korrelige zwart-wit tinten en de trage, veelal bizarre dia- en monologen. Meesterwerken als Pulp Fiction, Blue Velvet (1986), The Elephant Man (1980), The Deer Hunter (1978), Salo o le 120 Giornate di Sodomo (1976), 8 1/2 (1973) en Le Charme Discret de la Bourgeoisie (1972) zijn herkenbaar in het debuut van deze jongeling, die verstand heeft van het overbrengen van stemmingswisselingen. En van het maken van gewoon een heel goede film. (Matthijs Rijpma)
Zwaarmoedige film over alcoholmisbruik
Death Rode Out of Persia (A halál kilovagolt Perzsiából) – Sturm und Drang
Putyi Horváth, 2005
De film met de mooiste titel van dit festivaljaar komt traag op gang, maar langzaamaan wekt de film veel sympathie op om aan het einde de kijker met een angstige zucht de bioscoop uit te leiden.
Het verhaal over een alcoholistische schrijver die terugkijkt op zijn leven als drankorgel wordt poëtisch verteld met een gevoelige voice-over van de schrijver zelf, zowel in de ik- als in de hij-vorm. In flashbacks zien we hem samen met zijn grote liefde en langzaam beginnen we de dronkenlap te begrijpen.
Death Rode Out of Persia is een experimentele Hongaarse film, die er soms gekunsteld uitziet, maar wel de juiste uitwerking heeft. De vorm is gewoon goed gekozen voor een film over dronkenschap. Zo zwalkt de camera met de hoofdpersoon mee en zien we veel verschillende kleurentinten, waardoor de gemoedstoestand beter overkomt. Ook wordt de juiste snaar geraakt door de prachtige Hongaarse jaren vijftig muziek, waardoor we ons onder laten dompelen door de juiste mix van melancholie, eenzaamheid en nostalgie, alsof we zelf onze oude liefde in dronken toestand voor ons zien.Er zijn enkele geweldige films gemaakt over dronkenschap, zoals Leaving Las Vegas (1995) en Under the Volcano (1984); daar kan Death Rode Out of Persia niet tippen, maar dat het experiment geslaagd is komt vooral door het feit dat de film origineel is in zijn vorm. Alcoholisme wordt beter verbeeldt dan in die andere films over mensen die kapot gaan aan drank. Dat is een grote verdienste van regisseur Putyi Horváth, die zijn film baseerde op het autobiografische verhaal van Peter Hajnocy. Deze jonge schrijver is op jonge leeftijd overleden aan alcoholmisbruik. Ik had dan ook geen zin meer in een biertje na afloop van deze film. (Matthijs Rijpma)
2 februari
Twee orgasmen per dag
Eden – Sturm und Drang
Michael Hofmann, 2006
Gregor, een op zijn zachtst gezegd forse man, is topkok. De grote liefdes in zijn leven (eten en koken) krijgen concurrentie van Eden, een vrouw die gek is op zijn culinaire hoogstandjes. Dit heeft een curieuze driehoeksverhouding tot gevolg.
Dan is er ook nog de man van Eden, Xaver die jaloers wordt op de kunsten van Gregor en Eden kort probeert te houden. Gregor is de moderne Cyrano, alleen communiceert hij niet met mooie woorden, maar met sierlijk opgediende borden met de heerlijkste gerechten. Eden heeft, zoals ze zelf zegt, op die manier welgeteld twee orgasmen per dag: “Eén van jouw eten Gregor, en één van mijn man”. Wat ze echter dan nog niet weet is dat Gregor heimelijk verliefd is op haar. Xaver komt daarachter en begint een onnodig gevecht onder de gordel met de mensenschuwe kok, met een onverwachte afloop tot gevolg.
Bij het zien van Eden loopt het water je in de mond. De film begint al met close-ups van prachtige gerechten, en door de film heen worden we als kijker continu getrakteerd op de mooiste plaatjes van overheerlijke bereidingen. Alle gerechten worden met liefde gemaakt door Gregor, wat zich onder meer uit in een hilarische dialoog tussen de kok en een eend die hij aan het ontveren is: “Ik ga jou heerlijk bereiden. Ja schattebout, ik ga jou op de volgende manier bereiden…” De eend geeft hem enkele schattige kopjes, waarop Gregor vervolgd: “Ja, maar natuurlijk ga ik je zelf opeten.”Eden is een leuke ‘feel good’-film geworden met een dikke knipoog. De film gaat over liefde, relaties en (mis)communicatie, maar weet de kijker soms ook te verwarren met haar dubbelzinnige ondertoon: liefde gaat door de maag. Wie wordt er nou niet verliefd op een gevulde eend met een saus van chocolade en cola? Goed ingehouden spel van de hoofdrolspelers draagt ertoe bij dat Michael Hofmanns film, na zijn vorige bijdrage aan het Rotterdams Filmfestival (Sophiiie! uit 2002), alweer een ‘bijtende’ film aflevert. (Matthijs Rijpma)
Eden is de winnaar geworden van de Tiscali Publieksprijs 2006.
1 februari
Radeloos
Tsotsi – Time & tide)
Gavin Hood, Zuid Afrika, 2005
In Tsotsi van de Zuid Afrikaanse regisseur Gavin Hood, zien we een paar dagen uit het leven van de 18-jarige Tsotsi. Tsotsi is gehard door het leven op straat en voorziet in zijn levensonderhoud door mensen te beroven. Wanneer Tsotsi een auto steelt, blijkt er een baby op de achterbank te liggen. Hij neemt het jongetje mee en probeert voor hem te zorgen.
Het verhaal dat zich vervolgens ontspint, laat zien dat Tsotsi een agressief baasje is, maar dat zijn gewelddadige schild door de zorg voor het kind langzaam begint te barsten. De politie zit Tsotsi echter steeds dichter op de hielen, waardoor de spanning wordt opgevoerd. Neemt hij zijn verantwoordelijkheid en brengt hij het kind terug, of houdt hij het jongetje en neemt hij de benen?Tsotsi is een ontroerende film, die in 2005 op verschillende filmfestivals prijzen in de wacht sleepte [en nu ook genomineerd is voor een Oscar in de categorie ‘beste buitenlandse film’, red.] en met gevoel en liefde voor het verhaal is gemaakt. Gavin Hood weet op subtiele wijze zichtbaar te maken dat in de bijna volwassen Tsotsi, die niets dan wapens en hardheid is gewend, eigenlijk een radeloze jongen schuilt, die naar liefde en geborgenheid verlangt. De vele close-ups van de vaak zwijgende hoofdpersonen zijn krachtig en indringend en de muziek geeft de film pit en snelheid. (Carien Westerveld)
In Polen is geen toekomst
Ode to Joy (Oda do Radosci) – Tiger Awards
Anna Kazejak-Dawid, Jan Komasa en Maciej Migas • Polen, 2005
Een man met een bebloed schort zit voor een schuurtje te roken. Zijn baas stapt uit zijn glimmend nieuwe auto en lacht hem uit: “Je zou toch stoppen met roken? It takes character to quit.”
Ode to Joy is het sterke antwoord van drie jonge, Poolse filmmakers op de vraag waarom 300.000 Poolse jongeren zodra de grenzen open gingen, zijn geëmigreerd. Zij gebruikten hun vrijheid niet om hun land op te helpen bouwen, maar om te vluchten. In het Westen willen ze een nieuw, beter bestaan op bouwen. Polen hebben ze opgegeven.
De drie delen zijn elk opgehangen aan een bepaald deel van Polen: Silesia (een mijngebied), Warschau (de hoofdstad) en Pomerania (grenzend aan de zee). In elk van deze gebieden wordt een jonge man of vrouw gevolgd, die vol levenslust tracht een goed leven voor zichzelf op te bouwen. In Warschau wil de hoofdpersoon rapper worden en daar heeft hij ook het talent voor, de hoofdpersoon in Pomerania is pas afgestudeerd en de vrouw in Silesia is juist teruggekeerd uit Londen om met haar spaargeld iets nieuws op te bouwen in haar geboorteplaats. Maar telkens weer worden zij door goedbedoelende ouders en vrienden gekleineerd en door omstandigheden gedupeerd. Uiteindelijk is hun enige uitweg die naar het Westen. Nadat haar kapperszaak door een mijnwerkersdemonstratie aan gort geslagen is, bijt in Silesia de jonge vrouw haar stakende vader toe: “Denk maar niet dat als jij naar de bodem zinkt, je mij met je meetrekt.”
Opgesloten
De eenheid van de film zit hem niet alleen in de eenduidige boodschap. In elk ‘hoofdstuk’ komt bijvoorbeeld de single van de rapper uit Warschau voor, die vaak wordt vergezeld door journaalberichtgeving over de stakingen. Uiteindelijk blijken ook alle personages dezelfde bus naar Londen te pakken. Wat de verschillende delen echter het sterkst met elkaar verbindt is de beeldtaal. Elk hoofdstuk is uit de losse hand gefilmd met veel close-ups, waardoor een claustrofobische sfeer ontstaat. Die sfeer wordt versterkt door de hekken, traliewerken, deurposten en andere personen waarlangs, -door en -omheen je steeds naar de hoofdpersoon moet kijken. Ze worden door de camera opgesloten.
Ode to Joy is een mooie, boeiende film. De drie invalshoeken vullen elkaar aan zonder te botsen, en de visuele samenhang maakt het tot een krachtig geheel. De boodschap – Polen biedt geen toekomst – wordt gebracht met nuance. Aan de prachtige beelden is duidelijk af te lezen dat de filmmakers van hun land houden. Tegelijkertijd begrijpen zij als geen ander waarom hun leeftijdsgenoten wegtrekken. De moraal is niet dat de jongeren gelijk hebben met vluchten maar dat de maatschappij zich rekenschap moet geven van de negatieve spiraal waarin ze beland is.De man met schort werkt in een Pools visverwerkingsbedrijfje maar heeft wel gestudeerd. Hij durft zijn land nog niet te verlaten, want, zoals zijn baas zegt, om iets op te geven heb je een sterke wil nodig. De film is een ode aan de vreugdevolle veerkracht van de jonge, Poolse geest die zich durft te verzetten tegen zijn noodlot. (Katrijn de Ronde)
Waar gaat het eigenlijk over?
Cinnamon – Time & Tide
Kevin Jerome Everson, 2006