Collecties opnieuw in de etalage gezet
Zowel Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam als het Stedelijk Museum Amsterdam hebben onlangs de hoogtepunten uit hun collectie opnieuw in de etalage gezet. Waar je in Rotterdam wordt uitgenodigd ‘vertraagd te kijken’, zoals gastconservator Carel Blotkamp het in een persbericht uitdrukt, word je in Amsterdam haast gretig van alles wat er valt te zien. Je zou de presentatie in Rotterdam ‘shop in shops’ kunnen noemen, en die van Amsterdam een warenhuis waar alles over elkaar buitelt.
Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: bij een groot warenhuis begin je als je gaat winkelen per definitie niet langs de wanden, maar ergens middenin. En dat kun je in het Stedelijk Museum ook beter doen: de grote verrassingen en mooiste opstellingen staan in het midden van wat BASE (ook nog eens letterlijk deels in de kelder van de nieuwbouw) wordt genoemd: de door AMO/Rem Koolhaas met Federico Martelli ontworpen opstelling en keuze van curator Margriet Schavemaker in aanleg naar een idee van oud-directeur Beatrix Ruf. Langs Koolhaas’ apart ontworpen, grijze en witte, meest losstaande wanden, loop je langs een chronologische opgezet geheel; van Van Gogh, de minder bekende Vlaamse kunstenares Anna Boch, een affiche van Toorop en een klok van Berlage ga je steeds verder de tijd(lijn) in. Onderweg kom je de Vispoort van Harderwijk door Suze Robertson tegen, van wie in Rotterdam tijdelijk tekeningen zijn te zien – die volgens Blotkamp beter zijn dan haar schilderijen – en langs mooie combinaties zoals Schrale dis van Diego Rivera en Fles, glas en krant van Henri Laurens.
BASE
Maar niet alles hangt even mooi. De schaduw van een schitterend, hoog opgehangen werk van Gabo valt bijna over een Malevich daaronder. Dat is jammer, want zo drukken ze elkaar min of meer weg. Een Rothko (Umber, Blue, Umber, Brown) hangt naast een De Kooning (North Atlantic Light), waardoor ook hier beide doeken niet echt tot hun recht komen. Dan hangt de Rothko in Rotterdam (Grey, Orange on Maroon No. 8) mooier, en bovendien prinsheerlijk alleen op een wand. ‘Religie is voor hem drama’, staat er op een bordje bij. In Amsterdam is het vooral kleur en verfgebruik waarop, gezien de context van presenteren, de nadruk valt.
In het midden vind je onder meer vitrines met schitterend design en glas en enkele bruiklenen (!), zoals Tir (Shooting Altar) van Niki de Saint Phalle. De opstellingen zijn hier speelser en benemen je minder de adem. Hoe een en ander in elkaar steekt, kun je goed zien als je een trap opgaat en van bovenaf een mooi uitzicht over de presentatie hebt.
De collectie als tijdmachine
Waar de curator in Amsterdam de bezoeker vooral in kunsthistorisch zin wat schijnt te willen leren gezien de chronologische opzet van met name de tijdlijn aan de wanden, lijkt Blotkamp in Museum Boijmans Van Beuningen de bezoeker van zijn tijdmachine vooral goed te willen laten kijken, heen-en-terug door de geschiedenis pendelend. Dat levert minder een feest der herkenning of verrassingen op (in beide gevallen bestaan die overigens voornamelijk uit werk van vrouwelijke kunstenaars), maar vooral kleine schokken wanneer je opeens voor een onverwachte wending in het geheel staat. Niet door een hoekje om te gaan, zoals in Amsterdam, maar door een andere zaal of kabinet te betreden en in een andere tijd (shop in shops, zeg maar) te stappen. Zo loop je vanuit de periode 1300-1600 opeens een zaal met een andere kleur in en kom je in een andere periode terecht: 1945-1960. Ontwerper Peter Struycken gaf in Rotterdam oude kunst donkere wanden, en lichte tinten voor de wanden met moderne kunst.
Verschillen
Er zijn natuurlijk meer verschillen. De presentatie in Rotterdam omvat 500 topstukken in bijna veertig zalen en kabinetten, met kunst vanaf 1300 tot nu toe, en enkele zaaltjes met tijdelijke exposities, zoals van Suze Robertson en de Rotterdamse kunstenaar Kees Timmer. De Amsterdamse expositie bevat 700 iconen, van 1880 tot nu. Daar waar Rotterdam ophoudt, met een overzicht van kunst uit de periode 1975-1995, gaat het Stedelijk op de eerste verdieping min of meer verder: met kunst van na 1980, met onder meer – net als in Rotterdam – werk van Kiefer en Kippenberger. Hier, op de eerste verdieping, is de presentatie traditioneler én ruimtelijker dan beneden. Een Kiefer hangt bijvoorbeeld magistraal op één wand en een prachtige schaal van Betty Woodman heeft meer dan genoeg ruimte om zich heen om te kunnen ademen.
Opvallend is dat daar waar de expositie in Rotterdam in het trappenhuis begint, met veel werken boven, onder en naast elkaar om aan te geven hoe groot de keus wel niet was, de expositie in de kelder van de nieuwbouw van het Stedelijk in Amsterdam veelal kunst laat zien die eveneens boven, onder en naast elkaar is opgehangen. Alsof er uiteindelijk geen echte keuzes gemaakt konden worden. Nu maar hopen dat ook in Amsterdam vaak en veel gewisseld zal gaan worden. En er wat meer bankjes komen – voor de broodnodige reflectieve momenten die in Rotterdam wel voldoende worden geboden. Want voor je ’t weet heb je veel gezien, maar weinig goed kunnen bekijken en in je op kunnen nemen.