Boeken / Achtergrond
special: Boeken in de aanloop naar de Amerikaanse Congresverkiezingen

Stemmen over de ‘War on Terror’

Op 7 november aanstaande zijn er in de Verenigde Staten verkiezingen voor het Huis van Afgevaardigden (436 leden) en voor 33 van de 100 zetels in de Senaat. Een belangrijk moment, omdat de Democraten een redelijke kans hebben om na 12 jaar de meerderheid terug te winnen. Het Amerikaanse politieke landschap kent vier partijen: Republikeinen, Democraten, de conservatieve media en de liberale media. Het aandeel van boeken in de totale meningsvorming in de VS is gering. Toch verschijnen honderden boeken over Bush, ‘9/11’ en de Amerikaanse buitenlandpolitiek – zeker in de aanloop naar de verkiezingen. Slechts een klein deel is het waard om te lezen en/of te vertalen.

Senaat en Huis vormen samen het Congres, de wetgevende macht in de VS. De huidige zetelverdeling in de Senaat is: 55 voor de Republikeinen, 44 voor de Democraten en een onafhankelijke zetel. Als er gestemd wordt, is meestal een meerderheid van tweederde nodig; dat betekent dus dat er stemmen uit beide partijen nodig zijn. Elke twee jaar worden alle afgevaardigden en eenderde van de senatoren gekozen. Senatoren zitten dus zes jaar. Daardoor zijn ze vaak meer verbonden met algemene landspolitiek en minder met partijpolitiek.

Westvleugel Witte Huis. Foto: Tina Hager
Westvleugel Witte Huis. Foto: Tina Hager

Een gezonde oppositie in de Senaat is belangrijk voor het politiek evenwicht: de zogenaamde checks and balances. De president kan bijvoorbeeld alleen verdragen sluiten en rechters benoemen met instemming van de Senaat. Problemen ontstaan als de president ongehinderd vriendjes benoemt op verantwoordelijke posten, zoals Michael D. Brown, die met 11 jaar ervaring als rechter bij paardenkeuringen begin 2003 benoemd werd tot hoofd van de rampenbestrijdingsorganisatie FEMA. Ook voor Nederland zijn de Amerikaanse verkiezingen, of we nu willen of niet, belangrijk: hun uitkomst is van invloed op internationale verdragen, op de wereldeconomie én op wetgeving met betrekking tot handel, milieuvervuiling, privacy, auteursrechten, online transacties, vliegverkeer en anti-terrorisme.

Kiss of death


Enkele opvallende gebeurtenissen gingen vooraf aan de komende verkiezingen en werden breed uitgemeten in de Amerikaanse media. Zo werd Joe Lieberman in de democratische voorverkiezingen verslagen door nieuwkomer Ned Lamont. Lieberman (senator sinds 1988) is door de wol geverfd en alom geliefd (in 2000 was hij nog kandidaat vice-president), maar hij was een uitgesproken voorstander van de oorlog in Irak. Na afloop van de State of the Union van 2005 werd Lieberman hiervoor door Bush bedankt met een innige kus (!). Dit werd uitgebuit in de campagne van Ned Lamont, waarin Liebermans karavaan ‘gestalkt’ werd met een grote papier-maché versie van deze kus.
De recente schandalen volgen elkaar met gepaste afstand op, alsof het premières van Hollywoodfilms betreft. Oktober jongstleden nog veroorzaakte David Kuo (een voormalige medewerker van Bush en de tweede man in het Office of Faith-Based and Community Initiatives) een rel met zijn boek Tempting Faith, over hoe de conservatieven de religieuze groeperingen voor hun karretje zouden spannen. Daarmee brengt hij het ‘neocon’-verbond tussen conservatief en christelijk Amerika verder aan het wankelen.

Het einde van Irak

Politieke boeken worden in de VS pas echt bekend zodra de schrijvers ervan in tv-programma’s verschijnen. Dat kunnen bijvoorbeeld stand-upcomedy-achtige sterren zijn, zoals Al Franken (Air America Radio, mogelijke Senaatskandidaat in 2008) en Jon Stewart (The Daily Show). Daarnaast zijn er professionele schrijvers zoals Watergate-journalist Bob Woodward, die na twee onbeduidende boeken redelijk succesvol is met State of Denial, Thomas E. Ricks (een militair specialist en journalist bij de Washington Post) met Fiasco: The American Military Adventure in Iraq, en Frank Rich (columnist van The New York Times) met The Greatest Story Ever Sold over de recente kruisbestuivingen tussen politiek en media. Een derde groep schrijvers bestaat uit politieke insiders, zoals Richard Clarke (nationale veiligheidsadviseur voor vier presidenten) met Against All Enemies.

~

Tot deze groep behoort ook Peter W. Galbraith, auteur van Het einde van Irak. Galbraith maakte van 1979 tot 1993 deel uit van de senaatscommissie voor Buitenlandse Zaken. In 1993 werd hij ambassadeur in Kroatië onder Clinton en later was hij ambassadeur in Oost-Timor. Hij onderwees van 1999 tot 2003 aan het National War College en is seniorlid van het Center for Arms Control and Non-Proliferation. Lange tijd was hij de Koerdistan-expert in Washington en tot 2003 bezocht hij regelmatig Noord-Irak, waar hij bevriend was geraakt met Koerdische leiders, zoals Jalal Talabani en Massoud Barzani. In 2003 nam hij na 24 jaar ontslag uit Amerikaanse overheidsdienst vanwege ontevredenheid met de Irakpolitiek.

Galbraith meent: “Ik wil dat de lezer als hij dit boek neerlegt meer weet over de oorlog in Irak dan zij die hem begonnen zijn.” Dat is niet zo moeilijk:

[…] Toen het drietal een beschrijving gaf van hoe de politieke situatie na de val van Saddam er volgens hen zou uitzien, ging het over sjiieten en soennieten. Het werd hun duidelijk dat de president niet met deze begrippen bekend was. Het drietal besteedde een deel van de ontmoeting aan een uitleg over de twee hoofdrichtingen in de islam. Twee maanden voordat de president van de VS troepen beval het land binnen te trekken, bleek hij dus niet op de hoogte te zijn van de splitsing in de Iraakse bevolking die bepalend voor de geschiedenis en de politiek van het land is geweest.

Maar ook toen de hervorming van Irak niet verliep zoals de Amerikanen bedacht hadden, bleven ze hameren op een verenigd Irak met een sterke centrale macht – een plan gebaseerd op blinde ideologie, wishfull thinking en de steun van een handvol ja-knikkers. Nog in augustus 2004 negeerde Condoleezza Rice alle berichten over sektarisch geweld en ontkende ze dat ruim 80% van de Koerden voor zelfstandigheid had gestemd, door te stellen:

Wat tot dusver grote indruk op mij heeft gemaakt is het feit dat Irakezen – Koerden, sjiieten, soennieten en de vele andere etnische groepen in Irak – hebben getoond dat ze werkelijk als één volk in een verenigd Irak willen samenleven. En ik denk dat met name de Koerden blijk hebben gegeven van een geneigdheid verschillen te overbruggen die in veel opzichten historische verschillen waren.

Het is duidelijk dat Galbraith goed op de hoogte is en zijn boek maakt een serieuze en objectieve indruk. Hij is altijd een voorstander geweest van zelfstandigheid van de Koerden. Ook voorspelt hij dat het alleen rustig wordt in Irak als er een federatie gevormd wordt met lokale macht voor de diverse groeperingen, en als er een oplossing wordt gevonden voor ‘gemengde’ en economisch belangrijke steden als Bagdad en Kirkuk. Dat is een oplossing gebaseerd op de historische en etnische realiteit in Irak, een oplossing die met name de laatste weken meer terrein wint.

Guantánamo

~

Een heel ander perspectief biedt het boek van de linkse duizendpoot Roger Willemsen. Als tv-presentator (van 1994 tot 1998 presenteerde hij Willemsens Woche voor de ZDF) bracht hij eigenhandig de Duitse talkshow op een hoger, intellectueler plan. Na zijn afscheid van de televisie schreef hij een aantal interessante boeken, waaronder de bestseller Deutschlandreise (2002), het verslag van een maandenlange reis met sombere observaties van het verval in eigen land. Momenteel is Willemsen actief voor CARE International, UN-vluchtelingenhulp en hij is sinds lange tijd ambassadeur van Amnesty International.

In Guantánamo spreekt interviewt Willemsen vijf ex-gevangenen uit het detentiecentrum op marinebasis Guantánamo Bay. Het zijn een Afgaan en een Palestijn uit Pakistan, twee Tataren (Russische islamieten) uit Afghanistan en Abdulsalam Daeef, de toenmalige ambassadeur van Afghanistan in Pakistan. Allen hadden bij hun invrijheidsstelling een verklaring ondertekend waarin ze beloofden om nadien niks te zeggen over hun detentie. Een belofte die ze nu dus breken. Uit de gesprekken onstaat het beeld van een ruwe behandeling, van verveling en sporadische verhoren. De ondervragers zijn vaak nog in opleiding en een rode draad in hun verhoren lijkt te ontbreken. Ook vinden de ex-gevangenen dat de tolken zeer onbekwaam zijn en soms niet neutraal, waardoor de vertalingen regelmatig onbetrouwbaar zouden zijn. De bewakers, op hun beurt, zijn onervaren en telkens als hun moraal zakt, krijgen ze een video te zien van de aanslagen op de Twin Towers. En natuurlijk ontbreekt het de gevangenen aan rechtsbijstand, protestmogelijkheid, contact met pers of het Rode Kruis of elke mogelijke controle van buitenaf. En als ze tenslotte onschuldig blijken, worden ze nog steeds behandeld als verdachten, zo laat Khalid Mahmud al-Asmar op het einde van zijn interview weten:

Omdat ik onschuldig was, hadden ze me wellicht door het Rode Kruis naar huis kunnen laten sturen, schoon, met nette kleding, maar ze vlogen me precies zo terug als ik destijds naar Guantánamo gebracht was. Ik was met het hele lichaam aan de vloer van het vliegtuig gekluisterd, oren en ogen afgedekt, enz. De vlucht duurde zo’n veertig uur. In het vliegtuig wilde ik naar het toilet gaan, dat mocht en ze brachten me geboeid naar het toilet. Ik heb de bewaker gesmeekt me de boeien af te doen, maar dat weigerden ze. Dat was de behandeling die ik als onschuldige heb ondergaan.

Opvallend is dat nieuwe wetgeving de VS steeds een stapje dichterbij brengen bij wat ze juist zeggen te bestrijden. Of het nu de Patriot Act (12 oktober 2001) betreft, of de Military Commissions Act (29 september 2006), telkens komt de mogelijkheid van staatsterreur en een dictatoriaal bewind een beetje dichterbij. Die laatste wet laat bijvoorbeeld waterboarding toe, een martelmethode waar de geallieerden in Nurenberg nog nazi’s voor hebben vervolgd.

~

De interviews in Guantánamo spreekt zijn nogal rechtlijnig genoteerd en blijven vrij van contextuele beschrijvingen of conclusies. De situatie per geïnterviewde verschilt, maar een opvallende rode draad is zeker aanwezig: het gaat hier niet zozeer om de ruwe behandeling in Guantánamo Bay, maar om de bewering dat de gevangenen allemaal aan de Amerikanen zijn uitgeleverd in ruil voor geld. Zij werden niet van het bed gelicht door Amerikaanse mariniers op zoek naar terroristen, maar werden uitgeleverd door rivaliserende stammen en door Pakistan, dat internationaal in een goed blaadje probeert te komen. Willemsen laat het echter aan de lezer om dit op te merken en er een conclusie aan te verbinden.

Guantánamo spreekt is een persoonlijk tijdsdocument. Het behelst niet veel meer dan de transcriptie van vijf interviews, waardoor het wat magertjes aanvoelt, maar het is redelijk uniek en zal zijn waarde blijven houden. Het einde van Irak biedt daarentegen een goed zicht op de moderne Irakpolitiek tot pakweg een half jaar geleden, maar de ontwikkelingen in Amerika en Irak gaan zo snel, dat Galbraiths conclusies snel achterhaald kunnen zijn. Want ondertussen lijkt het uiteenvallen van Irak nog maar een kwestie van weken – en dan kan Galbraith ongehinderd zeggen: “I told you so“.

Peter W. Galbraith (vertaling: Guus Houtzager) • Het einde van Irak • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 21,50 • 256 bladzijden • ISBN: 90 234 2073 x

Roger Willemsen (vertaling: Hans van Cuijlenborg) • Guantánamo spreekt. Interviews met ex-gevangenen • Uitgever: Cossee • Prijs: € 18,90 • 207 bladzijden • ISBN: 90 5936 140 7