Dichters dansen niet
Afgelopen donderdag 25 januari was het voor de achtste keer Gedichtendag. Voorafgaand vond woensdagavond in Paradiso het Gedichtenbal plaats, tevens de opening van het Weerwoord-festival. ‘Stilte voor de storm’ was het thema van de avond, waarin eerst aandacht voor ‘de stilte’ zou zijn, daarna gevolgd door ‘de storm’.
De aftrap was een met indringende videobeelden – atoomexplosies, onheilspellende schimmige terreinen – begeleide performance van Dirk van Bastelaere, die hier en daar een wenkbrauw omhoog deed gaan, maar bij vlagen meeslepend was.
Al Galidi |
Vervolgens werden de nominaties voor de VSB Poëzieprijs bekendgemaakt. De genomineerde dichters waren naast weinig verrassende namen als Thomas Lieske, Anneke Brassinga, Joke van Leeuwen en Dirk van Bastelaere, ook de relatieve nieuwkomer Al Galidi, een door de asielzoekerswol geverfde Irakees. In de Nederlandse poëzie is hij met zijn verfrissende poëzie in ieder geval een meer dan welkome aanwinst, soms extreem lyrisch, dan weer aangenaam scherpzinnig. Hij las de titel van een gedicht voor: Op een nacht in de herfst opende Zorro de koelkast. De vla trilde van angst. Zorro voelde de pijn van de vla en zei tegen hem dat hij hem niet op zou eten en alleen wat sap wilde drinken. Voor die vla zong Zorro dit lied. “En nu het gedicht”, vervolgde Galidi droogjes.
Na de bekendmaking van de genomineerden, voorafgaand aan Al Galidi’s optreden, merkte festivaldirecteur Mark Verstappen van Weerwoord, op: “U ziet eruit alsof u toe bent aan een penis.” En penissen (evenals vrouwelijke openingen) kregen we. Niet alleen van Al Galidi’s personage Zorro, maar ook van de Vlaamse dichter Leonard Nolens, die deze avond in het zonnetje werd gezet vanwege zijn zestigste verjaardag en de presentatie van de door hem geschreven gedichtendagbundel van 2007, Een fractie van een kus. De zaal werd met zijn neus bovenop de bezongen vrouwelijkheden geduwd: “met een middenvinger / in haar aars, een wijsvinger strak in haar kut, een duim likkend / aan haar overspannen clitoris / pols ik behoedzaam de schoonheid / van schokeffecten niet te stelpen.”
Andere dichters lazen vervolgens hun hommage aan Nolens voor, onder wie een aangenaam aandeel Vlamingen (Van Bastelaere, Charles Ducal, Geer Buelens). Een van de hommagebrengers was de zichtbaar labiele Rogi Wieg, die emotioneel zo aangegrepen was dat hij niet wist of hij wel in staat zou
zijn het geplande blueslied Trouble in mind op de piano uit te voeren. Hij deed het uiteindelijk toch. Zijn gedicht voor Nolens was gecentreerd rondom de handdruk die hij twintig jaar geleden, als jonge, pas gedebuteerde dichter, van de door hem bewonderde Nolens kreeg.
De vervolgens beloofde ‘storm’ brak maar niet los, en zelfs van een echt ‘bal’ kon je niet spreken. Nadat een aantal dichters hun veejay-act hadden gedaan en in de kelder de ‘Wordscape’-dichters een fusie met muzikanten waren aangegaan, liep de grote zaal na tienen keurig leeg. De eerste tieners en twintigers van het reguliere Paradiso-publiek werden alweer bij de ingang aan hun fouillering ontworpen en dansten nonchalant op muziek uit de tijd dat ze zelf nog in de wieg lagen.
Dichtersmarathon
Leonard Nolens |
Terwijl donderdag, op Gedichtendag zelf, het Weerwoord-festival het Leidseplein in een poëtische wurggreep hield, vond elders in de stad in de luwte van het zaaltje van Stichting Perdu een ‘Dichtersmarathon’ plaats. De opzet was simpel: dertig dichters lezen ieder twee gedichten van zichzelf voor en één zelfgekozen gedicht van een buitenlandse collega. Drie blokjes van tien dichters; geen aankondigingen (de naam van de dichter sober op een scherm geprojecteerd), en geen applausjes na ieder gedicht.
En het werkt. Het is vol, het is stil. Gewoon naar poëzie luisteren, daar gaat het om op deze avond. Geen thematische poespas zoals in Paradiso (“vergeet niet je baljurk en balboekje mee te nemen!”), maar dertig dichters met een boekje van een collega onder de arm. Veel minder bekende of onbekende namen, waardoor je als poëzieliefhebber verrast kunt worden. En als het al niet door de dichters zelf was, dan toch zeker door hun keuze van buitenlandse poëzie. Het publiek kreeg – vaak in oorspronkelijke taal voorgedragen – Franse, Engelse, Amerikaanse, Russische, Finse,Turkse, Surinaamse, Zweedse, Zuidafrikaanse, Poolse, Welshe en zelfs Middelhoogduitse poëzie voorgeschoteld. Thomas Möhlmann had ervoor gekozen een fragment uit een Kafka-verhaal te nemen dat hij “iets had aangepast”, las het voor en het werd poëzie.
Perdu schroomt niet om onverwachte gasten uit te nodigen. Zo stond Arthur Docters van Leeuwen (“Ik ben van mening dat je poëzie overal in kunt vinden – ook in mij”), zij aan zij met een in het Québecqois prevelende Canadees, en de zeventienjarige Vicky Francken, die in vloeiend Frans haar Prévert-gedicht voorlas, en eigen veelbelovende gedichten (“Weekendtas voor langer dan een weekend”). Samuel Vriezen deed een hilarische voordracht van twee gedichten van Christophe Tarkos (“Gelukkig is hij dood, dat is helemaal niet erg, dat is er weer eentje minder, dank de dode voor het dood zijn”).
Ergens in het midden zakte het programma een beetje in en begon het publiek wat onrustig te schuiven op de tribune waardoor hier en daar een bierflesje van grote hoogte op de grond kletterde, maar de concentratie in het
publiek herstelde zich en gezien de grote hoeveelheid dichters die in totaal bijna 100 gedichten voorlazen, was het meer dan goed ’te doen’. Ietsje minder dichters had de avond misschien nog strakker gehouden, maar dan is het een ijzersterke formule. Dichters dansen nu eenmaal niet, je moet ze gewoon laten voordragen.