Boeken / Achtergrond
special: Diepgravend zelfonderzoek met Peter Bieri en Paul van Tongeren

Voelen, af en toe onderuit gaan, leren en ontwikkelen

Hoe moraal te funderen in een maatschappij die elke fundering van buitenaf weigert? We kunnen alleen van onszelf op aan toch? Laten we voor een 21e-eeuwse ethiek dan maar beginnen met een diepgravend zelfonderzoek, zeggen de filosofen Paul van Tongeren en Peter Bieri. Een kritisch zelfonderzoek vooral, dat niet voorbijgaat aan dat wat ons bepaalt van buitenaf. Vooral de taal en het (beschouwende) verhaal krijgen daarbij veel aandacht.

~

Daar komt Peter Bieri (ook bekend als romancier Pascal Mercier) van pas. In de drie lezingen in Hoe willen wij leven? gaat hij minder expliciet op zoek naar een nieuwe ethiek, maar ook hij probeert vanuit de individuele ervaring tot een gedeelde moraal te komen. Ook Bieri stelt het zelfonderzoek voorop, omdat dat de voorwaarde is voor een van de grootste idealen van deze individuele tijd: autonomie of zelfbeschikking. Wat is dat en hoe realiseer je dat? Door bewust om te gaan met je innerlijke drijfveren, zegt Bieri, door na te denken over wat je beweegt, kortom: zelfkennis op te doen. Het aparte van zelfkennis als methode voor zelfbeschikking is dat zelfkennis nooit los staat van het object: het ‘zelf’ is tegelijk datgene wat nadenkt en dat waarover wordt nagedacht. Het denken zelf, de kennis opdoen, verandert het object in de loop van het nadenken.

Taal
Bieri legt daarbij veel nadruk op taal. Het zelf ontstaat pas in de taal en vraagt daarom om taal als uitdrukkingsvorm. (Hoewel hij later zegt dat ook andere ‘creatieve’ uitdrukkingen kunnen voldoen.) De autonome mens zal ‘door kritische vragen te stellen een innerlijke distantie tot zijn meningsgewoonten ontwikkelen en tijdens dit proces zelf de regie over zijn denken’ nemen. Waarbij we welbewust afstand nemen van ‘gedachteflarden en retorische sjablonen’:

Veel van wat we menen te denken en te weten is ontstaan doordat we onze moedertaal hebben nagepraat: het zijn dingen die je nu eenmaal zo zegt. In ons denken zelfstandiger, mondiger worden houdt ook in: alerter worden ten opzichte van blinde taalgewoonten, die ons alleen maar voorspiegelen dat we iets denken. […] Uit een chaos van gevoelens kan bijvoorbeeld door deze onder woorden te brengen emotionele zekerheid ontstaan. En dat kun je veralgemeniseren: als onze ervaringstaal gedifferentieerder wordt, wordt ook het ervaren zelf gedifferentieerder.

Als een echte filosoof is de zelfonderzoeker uit op begripsmatige helderheid, die in de (onbewuste) chaos (bewuste) orde schept. En via die handeling van het denken het object van het denken – namelijk het zelf – verandert.

Transformatie
De levenskunst, schrijft Van Tongeren, gaat uit van de mogelijkheid tot transformatie. Door het zelfonderzoek, dat de oude Grieken al aan filosofische pupillen oplegden, leer je onderscheid te maken tussen wie je bent, wat je daarvan vindt en wie je eigenlijk wilt zijn – het verschil tussen zijn en willen zijn. Hier zal hij later aan toevoegen: wie je kunt zijn, want zoals gezegd is de nadruk op dat wat je niet in de hand hebt volgens Van Tongeren te veel uit het levenskunstdebat verdwenen. 

Bieri lijkt te zeggen dat zo’n transformatie altijd positief is, omdat meer kennis leidt tot meer zelfbeschikking. Is dat wel zo? Aristoteles zag de wereld misschien als doelgericht, met een natuur die in feite ‘goed’ is ingericht, waarbij vooruitgang altijd ook een verbetering is. Maar wil de Aristotelische ethiek ook een bruikbare ethiek voor de moderne tijd zijn, dan moet ze, net als het eigen leven, worden geïnterpreteerd en vertaald, door de eigen ervaring heen en naar de eigen tijd toe.

Desondanks
Dat doet Van Tongeren dan ook in zijn boek. Hij richt zich op zijn fort, de deugdethiek. Na Aristoteles werd de deugdethiek voorzien van nieuwe vertalingen en differentiatie, zoals in christelijke zin. Dan komt bijvoorbeeld de wil in beeld, niet alleen ‘de goede wil’, maar juist ook de identificatie (door Augustinus) van ‘de kwade wil’:

Dat kwaad bestaat erin dat we soms willens en wetens doen wat niet goed is, waarvoor geen goede redenen zijn, en waarvan we niet zelf beter worden.

Een woord als ‘desondanks’ (een zeer hermeneutisch woord, zou je kunnen zeggen) doet zijn intrede. Het gaat de mens niet altijd om nut, geluk, kennis, natuur of verlangen, in elk geval niet in eenduidige vorm.

Weer later geeft Nietzsche zijn eigen radicaal kritische vertaling en differentiatie van de deugden. Eerlijkheid of waarachtigheid wordt de deugd van dienst – en let op: eerlijkheid heeft ook (vooral?) betrekking op dat wat niet gezegd of gehoord mag worden, het aanstootgevende, dat waar morele goody two-shoes niet van houden. Kort gezegd, de wil tot macht. Een gelukkig leven à la Aristoteles ligt dan ook niet in het vooruitzicht van de waarachtige: eerder ‘radicale ontheemding, diepe twijfel en vertwijfeling, schrijnende eenzaamheid’ en angst.

Lieve hemel, denk je, waarom dan nog waarachtigheid nastreven? Nou, om die zelfbeschikking waar Bieri over spreekt te bereiken. Daarvoor moet volgens Nietzsche meer vernietigd worden dan alleen vaste taalgewoonten en retorische sjablonen. Zoals Kierkegaard zou zeggen: je moet door die duizelende afgrond van de vertwijfeling heen, wil je echt authentiek kunnen leven. Dat is inderdaad iets wat je bij de levenskunstpropagandisten niet snel hoort.

Onderuit gaan
Net als Van Tongeren is Bieri geen voorstander van het stoïcisme dat de levenskunstenaars omarmen. Het is niet realistisch: we willen voelen, af en toe onderuit gaan, leren en ontwikkelen en dat kan niet door alles van je af te laten glijden. Dat wat aanvoelt als een vreemde kracht kan alleen door zeer talig en vaak pijnlijk werk omgevormd worden tot een morele, psychische identiteit, gegrond in zelfkennis en dus ter beschikking staand aan jezelf.

Zitten we dan toch niet vast in een hyperindividuele ethiek, waar iedereen naar zijn eigen navel aan het staren is? Zowel Bieri als Van Tongeren worstelen met de moraal in een tijd die geen grondvesten voor een moraal biedt. Toch pleiten ze beiden voor een blik naar buiten, ook al buigt die af naar jezelf. Door met een blik van buitenaf naar jezelf te kijken kom je tot echte zelfkennis. Dat gebeurt als je je terdege bewust bent van de aanwezigheid van een ander, en het bewustzijn van de ander vraagt weer om bewustzijn van jezelf, stelt Bieri. Via een soort verlicht individualisme lijkt dan een rechtvaardig en goed samenleven mogelijk. Door jezelf te zien als individu (iets unieks, kortom iets ‘anders’ dan de rest), zul je ook automatisch respect opbrengen voor al die andere ‘anderen’. Klinkt utopisch, zo geeft ook Bieri toe, maar god, het is het proberen waard.

Peter Bieri (vert. Marijke Koekoek) • Hoe willen wij leven? • Wereldbibliotheek • 94 pagina’s • ISBN 9789028424982 • 15,90 euro

Paul van Tongeren • Leven is een kunst. Over morele ervaring, deugdethiek en levenskunst • Klement | Pelckmans • 253 pagina’s • ISBN 9789086871025 • 22,50 euro