Winternachten II
Je moet er de gemiddelde Haïtiaan op het moment niet mee lastigvallen, maar chaos en ontregeling zijn onontbeerlijke elementen in de literatuur. In ‘De noodzaak van Chaos’ voelt Joris Luyendijk Petina Gappah en Vamba Sherif aan de tand over hun schrijverschap tegen de chaotische achtergrond van respectievelijk Zimbabwe en Liberia.
Gappah heeft overigens haar land verlaten voordat de ontregeling van Mugabe echt toesloeg, om rechten te gaan studeren in Cambridge. Luyendijk wijst er tweemaal fijntjes op. Het fragment dat ze voorleest uit haar boek De danskampioen, laat de keerzijde van de chaos zien. De elite die achter hoge hekken een eigen glimmende orde in stand houdt – en zich daar stierlijk verveelt. Sherif, met zijn pet omgekeerd op zijn hoofd, zegt gefascineerd te zijn door macht.
Beide auteurs zijn opgegroeid onder middenklassenomstandigheden en leven nu in zeer gereglementeerde landen, Gappah in Zwitserland en Sherif in Nederland. Distantie lijkt onontbeerlijk voor het schrijverschap. Chaos is alleen te beschrijven door wie óp de puinhopen staan, niet door degenen die eronder liggen.
De invalshoek van zowel Gappah als Sherif is hoe vanuit een coherente en leefbare situatie de ontregeling op afstand te houden. Orde en wanorde worden door hen dan ook vertaald in termen van de goede en slechte krachten in hun land. Goed bestuur versus corruptie. Het staat diametraal tegenover de benadering in overzichtelijke landen als Nederland. Wij zien in literatuur graag dat er een beetje tegen de bestaande orde aan geschopt wordt. Literatuur dient te ontregelen. Maar het liefst wel in een goed gestructureerd verhaal en een mooi vormgegeven boek.
Big Brother op bezoek
In de grote zaal van het Theater aan het Spui is het decor nogal ontregelend vormgegeven door de lokale kunststudenten. Betonkleurige wanden met golfplaten er tegenaan gespijkerd. Stoeptegels los op de vloer. Het geheel besmeurd met dunne modder. De aankleding komt van de stoeprand: een oud bankstel, een afgedankte koelkast en voor de dames en heren van de literatuur een paar wrakke stoeltjes om op te zitten en een roestige oliedrum om achter voor te lezen. Het idioom van de kraakcultuur blijft onverminderd populair aan onze kunstacademies.
In ‘Big Brother op bezoek’ leggen Antjie Krog (Zuid–Afrika) en Christine Otten (Nederland) twee vergelijkbare ervaringen naast elkaar. Beiden hebben die recentelijk beschreven, Krog in de vorm van non–fictie, Otten in een roman. Krog kreeg te maken met een politie–inval na een ANC–moord op een bendeleider, omstreeks 1991. Bij Otten viel de politie in huis, omdat haar man er van verdacht werd betrokken te zijn bij de subversieve activiteiten van RaRa, de organisatie die zich in de jaren negentig toelegde op het doorsnijden van de slangen van Shell–benzinestations. Dat om te protesteren tegen de aanwezigheid van Shell in Zuid–Afrika. Hoewel onschuldig, ervoeren zowel Krog als Otten de invallen als een ineenstorting van hun morele raamwerk.
Krog legt uit de episode niet in fictie te kunnen verwoorden omdat ze zich onmogelijk kan verplaatsen in zwarte personages. ‘Geen enkele witte auteur kan dat, zelfs Coetzee niet.’ De geschiedenis van segregatie tussen zwart en wit in Zuid–Afrika heeft twee werelden geschapen. ‘Het overgrote deel van alle literatuur in mijn land is wit, hoe kan ik doordringen in het leven van zwarte personages?’ Otten doet een persoonlijk en bijna moreel beroep op Krog om het toch te proberen. ‘Je kunt het wél, Antjie!’
De beslissende regels
Vijf schrijvers zijn uitgenodigd om een passage voor te lezen die hun leven heeft veranderd. Maar eerst mag de Iraanse Shahriar Mandanipour zijn ‘Gouden Liefdesregels’ voorlezen, omdat hij de vorige avond niet aan de beurt is gekomen bij dat programmaonderdeel. In fluisterend Farsi loopt hij door de wereldliteratuur om uit te komen bij Don Quichot en zijn Dulcinea. Jonathan Safran Foer leest een passage uit Omon Re van de Russische Victor Pelevin, een gedetailleerde beschrijving van een imaginaire maanmobiel. Het publiek klapt beleefd. Tash Aw leest de openingsregels van Melville’s Moby Dick en Petina Gappah (zie boven) leest voor uit het boek Job, vers 1–22. ‘Nadat ik in een zomervakantie de Bijbel van kaft tot kaft had gelezen, besloot ik om Boeddhist te worden,’ licht ze toe.
Gespreksleider Wim Brands heeft nog een verrassingsvraag in petto: nu de schrijvers elkaar gehoord hebben, welk boek zou men kiezen om mee te nemen naar het welbekende onbewoonde eiland? Even lijkt er unanimiteit te ontstaan over de Bijbel. ‘Lekker dik en veel om over na te denken,’ vindt Aw. ‘Ik lees de kinderbijbel voor aan mijn zoontje van vier,’ verklaart Foer, ‘en aan de keukentafel praten we erover.’ Newborn Boeddhiste Gappah blijft er bij dat de Bijbel een onuitputtelijk bron is van morele lessen en algemene wijsheid. Goddank – excusez le mot – dat onze eigen Joke van Leeuwen en Ramsey Nasr deze eensgezindheid doorbreken. ‘Ik blijf bij mijn eigen keuze,’ verklaart Nasr ferm, waarna hij van Brands nogmaals het wonderschone gedicht van Hans Lodeizen voor mag lezen.