Boeken / Non-fictie

Opstand Treblinka werd onterecht geclaimd door Polen

recensie: Treblinka 1943. Het verhaal van de opstand in het vernietigingskamp - Michał Wójcik
Treblinka treinrails

Tussen juli 1942 en oktober 1943 werden op een oppervlakte ter grote van een voetbalstadion 900.000 mensen vermoord. De Poolse historicus Michał Wójcik beschrijft in zijn indrukwekkende boek Treblinka 1943. Het verhaal van de opstand in het vernietigingskamp hoe de Apocalyps eruit moet hebben gezien.

Uit de bank van de in smetteloos wit geklede kampcommandant Franz Stangl (1908-1971) steeg een doordringende geur op. Parfum. De parfum moest de afschuwelijke stank van het kamp, veroorzaakt door rottende en verbrande lijken, en die elke gedachte onmogelijk maakte, maskeren. Maar in Treblinka werkte dat niet. Toen Stangl bij aankomst uit zijn auto stapte, beweerde hij tot zijn knieën in het geld te hebben gestaan. Geld dat door de laatste ‘lading’ uit de wagons was achtergelaten. Al snel zag hij dat het opruimen van de puinhopen in het kamp onmogelijk was. Stangl wilde de opdracht aan zijn baas Odilo Globocnik teruggeven, omdat ‘Treblinka het einde van de wereld was.’ Globocnik counterde onmiddellijk: ‘Het wordt verondersteld het einde van de wereld voor hen te zijn.’

Mystificatie

Hoe konden slechts 33 Duitsers en Oostenrijkers en hun Oekraïense trawanten één van de grootste misdaden uit de geschiedenis van de mensheid plegen, vraagt Wójcik zich af. Een belangrijke verklaring hiervoor was misleiding. De slachtoffers moesten tot het einde toe geloven dat ze in het oosten tewerk werden gesteld. Daarvoor lieten de nazi’s alles er zo normaal mogelijk uitzien. Het maakte niet uit of een transport midden in de nacht aankwam of bij het ochtendgloren, op het ‘perron’ van station Treblinka arriveerde, de grote stationsklok stond altijd op klokslag zes uur. Gevangenen zagen bij het openen van de deuren aangeharkte bloemperken, geruststellende bordjes als ‘telefoon’, of ‘wachtruimte’. Daarnaast hing de dienstregeling met vertrektijden naar Berlijn, Wenen of Warschau.

Het eerste wat mensen echter hoorden toen de wagons opengingen was geschreeuw: ‘Raus, raus, schnell, schnell!’ Wie aarzelde kreeg klappen. Niemand begreep wat er aan de hand was. De mensen die door de selectie waren gekomen moesten razendsnel doorgronden hoe het in Treblinka werkte om te kunnen overleven. Om de menselijke overlevingsdrang te illustreren, citeert Wójcik veelvuldig treffende en indringende verslagen van overlevenden. Eén van die bronnen is de Tsjechische jood Richard Glazar (1920-1997), die met het boek Ontsnapt uit Treblinka (1994) een schokkend getuigenverslag schreef. Direct na aankomst vroeg Glazar: ‘Luister wat gebeurt hier? Waar is de rest – al die naakte mensen?’ ‘Dood, allemaal dood. Zo niet nu, dan zeker over een paar minuten. Dit is een dodenkamp, hier worden joden afgemaakt en wij zijn uitgekozen om te helpen.’

Werk betekent alles

Treblinka bestond uit twee gedeelten; een voorkamp waar de kleding van de vermoorde joden werd gesorteerd en een Totenlager. De gevangenen die niet door de selectie waren gekomen moesten zich in een barak uitkleden, waarna het haar werd afgeknipt. Voordat de joden door de koolmonoxide van een Russische tank zouden worden vergast, passeerden ze eerst de SS’er Franz Suchomel. Gezeten in een houten keet gaven de naakte mannen en vrouwen voor hun dood aan hem hun laatste aardse kostbaarheden af. Daarna liepen ze via de Schlauch het complex met de gaskamers binnen. Als eenmaal de ijzingwekkende kreten van de stervenden waren verstomd, stond het Sonderkommando klaar om de in elkaar verwrongen lichamen uit elkaar te trekken en op karretjes te vervoeren naar de massagraven.

Glazar en zijn vriend Karel Unger hadden geluk. Ze mochten in de kleermakerswerkplaats werken, waar hoge SS’ers bontjassen voor hun vrouwen kwamen scoren. De Tsjechen beseften al snel dat nette kleren ervoor zorgde dat de Duitsers hen beter behandelden dan de in lompen geklede Poolse joden. De rest van de kampbewoners keek op tegen de Tsjechen en zag ze ‘als goeie jongens’. Wójcik beschrijft hoezeer de gevangenen ontmenselijkten. Glazar, die een obsessie met hygiëne had, vertelt dat ze elke dag schoon ondergoed probeerden te krijgen. ‘Als ik een pyjama twee nachten aan had gehad, dan zat hij vol bloedvlekken, waar ik het ongedierte dat ’s nachts binnenkwam, had doodgeknepen. Dan dacht ik: morgen heb ik een andere nodig. Ik hoop dat er mooie zijden zijn: ze zijn al onderweg.’

Poolse geschiedvervalsing

In de loop van 1943 ruimden de nazi’s de bewijzen van hun massamisdaad op. Grote graafmachines groeven de lijken uit de massagraven op, waarna ze op enorme speciaal ontworpen roosters, werden verbrand. Bovendien merkten de gevangenen dat er nauwelijks nog transporten arriveerden, omdat de joden uit de omliggende steden allemaal al waren vermoord. ‘Er werd hardop over gepraat dat zodra de grafkuilen in het zuidwesten klaar zijn, er voor ons geen werk meer zal zijn, en dan zullen ze ons uit de weg ruimen, dus we hebben niets te verliezen.’ Koortsachtig werden er plannen gesmeed om in opstand te komen. Oekraïense bewakers – altijd belust op geld – werden omgekocht om wapens Treblinka in te smokkelen.

De definitieve datum werd vastgesteld op 2 augustus 1943. Wójcik schets in een spannend relaas hoe het complot door verraad bijna aan het licht kwam. Na de eerste explosies waren de Duitsers totaal verrast en sloegen aanvankelijk op de vlucht, omdat ze geen idee hadden waar de aanval vandaan kwam. Uiteindelijk hebben van de 900 gevangenen die in Treblinka waren, 80 opstandelingen de oorlog overleefd. Vele gevangenen vielen alsnog ten prooi aan Poolse buurtbewoners, die tegen betaling maar wat graag bereid waren ze aan de nazi’s uit te leveren.

Wójcik bewijst overtuigend dat de opstand het werk was van de joodse gevangenen zelf. Ze kregen geen hulp van het ondergrondse Poolse leger, Armia Krajowa. De Poolse historicus Jan Gozdawa-Golębiowski veranderde na de oorlog de joodse opstand in een Pools-joodse opstand ‘voor onze en jullie vrijheid’. Gozdawa-Golębiowski publiceerde in 1969 het artikel ‘Operatie Treblinka’, dat door de Poolse Academie van Wetenschappen werd uitgegeven en waarin hij zwaar leunt op de verklaring van de dubieuze getuige Władysław ‘Poraj’ Rażmowski. Polen had na het oplaaiende antisemitisme van het jaar ervoor een positief verhaal nodig. Alle door ‘Poraj’ genoemde feiten, zoals het tijdstip van de opstand en de bewering dat er partizanen in het bos klaarstonden om de opstandelingen te helpen, worden echter door overlevenden als Glazar tegengesproken. Wójcik laat geen spaan heel van deze schaamteloze vorm van geschiedvervalsing, die tot het moment van deze publicatie in de Poolse wetenschappelijke literatuur een hardnekkig eigen leven leidde.