Theater / Voorstelling

Geen lichte kost

recensie: De Veenfabriek - Licht is de Machine

.

Charles Fourier krijgt in deze voorstelling gestalte maar er wordt geen verhaal verteld. Hoewel we hem over het toneel zien strompelen waarbij hij vertelt over hoe hij stierf, gaat deze voorstelling niet over ‘het leven van’. Het personage Fourier is hier een middel om het gedachtegoed van de filosoof op een toegankelijke manier te kunnen voorleggen aan het publiek. De ontroering, de frustratie en het optimisme die acteur Reinout Bussemaker in het personage Fourier legt, komen door zijn fantastische spel op dezelfde manier over bij de toeschouwer: het vertrouwen in de mensheid dat de filosoof uitspreekt, zijn hoop op een beter economisch bestel, zijn teleurstelling in het onrecht in de wereld, ze worden allemaal voelbaar. En doordat de emoties voelbaar worden, wordt de economische theorie die de voorstelling ons voorlegt tot op zekere hoogte begrijpelijk.

Spel als muziek, muziek als spel

~

De andere spelers zijn zowel muzikant als acteur. Iedere muzikant heeft spelmomenten en elke acteur maakt deel uit van het muzikale ensemble. Dit principe wordt in Licht is de Machine nog veel verder doorgevoerd dan gewoonlijk in muziektheatervoorstellingen. De muzikanten hebben niet hier en daar een cameo als acteur maar maken wezenlijk deel uit van lange spelscènes en spelen rollen zoals de acteurs van het gezelschap dat doen. De acteurs op hun beurt bespelen instrumenten en zingen, maken deel uit van het muziekensemble. Hierdoor komen muziek en spel tot op zekere hoogte samen. Ook begeleidt de muziek van Martijn Padding de voorstelling, omarmt zijn compositie bijna wat er op het speelvlak gebeurt. Tegelijkertijd spelen de acteurs met zoveel ritme en klank en volgen de beelden elkaar zo ritmisch op dat het spel bijna muziek wordt.

Toch loopt niet alles in Licht is de Machine zo soepel in elkaar over. Dat de voorstelling is ontstaan uit de ideeën van heel veel verschillende mensen is duidelijk terug te zien in de vorm: het is een echte montagevoorstelling geworden. De verbanden tussen de verschillende scènes zijn dan soms ook niet duidelijk. Sterker nog: het idee achter sommige scènes is niet altijd duidelijk. Dat komt voor een groot deel door de ongrijpbaarheid en complexiteit van het gedachtegoed dat eraan ten grondslag ligt en de voorstelling niet makkelijk te behappen maakt. Er wordt behoorlijk wat gevraagd van de geestelijke vermogens van het publiek en de voorstelling heeft hierdoor veel weg van een hersenoefening.

Totaaltheater als utopie

~

Wat hierbij versterkend werkt, is het decor van Theun Mosk. In de enorme hangar waarin gespeeld wordt, heeft hij dicht bij het publiek een enorm geel kader geplaatst waardoor de speelruimte erachter visueel beperkt en ingekaderd wordt. Er ontstaat echter ook een afstand tussen de toeschouwers en de spelers die maar op een paar momenten echt doorbroken wordt. Wel is het licht in de voorstelling bij vlagen zo magisch dat juist die beelden, waarbij de belichting een overheersende rol speelt, voor een aantal emotionele ervaringen zorgt.

Regisseur Paul Koek kiest ervoor om naast het positieve mensbeeld van Fourier ook zijn economische theorie deel uit te laten maken van de voorstelling. Het harmonische model dat hij ontwikkelde, wordt door middel van monologen aan het publiek uitgelegd. Uiteindelijk is het beter voor een individu om te zorgen voor welvaart voor iedereen dan om rijkdom voor zichzelf alleen na te streven (voor de filmkenners onder ons: denk aan de theorie van John Nash in A Beautiful Mind) want daar word je gelukkiger van. Hiermee wordt de voorstelling ook een soort college filosofie.
Het blijkt toch lastig om de wetenschappelijke toon te integreren in de theatrale vorm en de maatschappijkritiek blijft precies dat: geen kunst maar een vrij directe vraag naar de manier waarop onze samenleving is vormgegeven. En zo wordt de vorm dan inhoud: de wens om verschillende zienswijzen, wetenschappelijk denken en de blik van kunstenaars, te integreren tot een samenhangend geheel is net zo utopisch als de wereld die Fourier voor ogen had.

Het is Paul Koek en De Veenfabriek in dit geval niet gelukt om een volledig harmonische, homogene voorstelling te maken. Daarvoor leiden de verschillende theatrale en niet-theatrale elementen nog te veel hun eigen leven binnen de voorstelling. Overduidelijk is echter wel dat De Veenfabriek veel talent in huis heeft, niet in het minst in het kiezen van andere getalenteerde mensen om mee samen te werken. Ondanks de tamelijk cerebrale toon van het geheel is er nog genoeg om van te genieten: op theatraal, muzikaal, beeldend, wetenschappelijk en maatschappelijk vlak.

8WEEKLY’s recensie van de film A Beautiful Mind is hier te lezen.