Onzichtbare muze
Elke kunstenaarsbeweging bestaat uit creatieve hoogvliegers en mensen die het cement van de groep vormen. Sara de Swart was bevriend mét en ondersteunde tegelijkertijd de mannen die samen de Tachtigers vormden.
Kunstenaar en kunsthistoricus Jaap Versteegh kwam er bij toeval achter dat Sara de Swart een oudtante van hem is. Snel daarna ondervond hij dat er, ondanks haar interessante levensloop, slechts over De Swart als lesbische vrouw tussen de mannelijke Tachtigers geschreven was. Over ‘Sara als mens’ is er echter weinig tot niks. Fatale kunst is een poging dat gebrek aan te vullen, maar slaagt daar niet helemaal in.
Bekende vrienden
Sara de Swart werd in 1861 in een rijk gezin geboren. Haar vader Corstiaan de Swart was schilder en docent. Tijdens één van zijn lessen ontmoette hij Elisabeth Yntema, die zijn vrouw zou worden. Ook Sara interesseerde zich voor de kunst: zij zou een opleiding tot beeldhouwster volgen in Amsterdam en toen haar moeder in 1884 overleed en haar een flinke erfenis naliet, begon ze kunst te kopen. Het is moeilijk te achterhalen welke werken ze in bijna veertig jaar gekocht heeft, maar dat er heel wat stukken van vrienden zoals George Hendrik Breitner, Isaac Israëls en Anton Mauve bij hebben gezeten, is duidelijk.
Met de schrijvers van de Beweging van Tachtig had ze ook contact. Mannen als Willem Kloos en Frederik van Eeden treden regelmatig op in Fatale kunst, net als de componist Alphons Diepenbrock. Hiermee komen we een pijnpunt in deze biografie: bestaat Sara de Swart slechts bij gratie van haar bekende vrienden?
Speculeren
Versteegh citeert gretig uit brieven, dagboekaantekeningen en andere documenten in Fatale kunst. Daarmee slaat hij een dubbelslag: enerzijds typeert hij zo De Swart, van wie weinig bewaard is gebleven, en anderzijds geeft hij een beeld van het gegoede, creatieve milieu waarin zij zich bewoog. (Zelf was De Swart matig getalenteerd: haar beelden waren hun tijd enigszins vooruit, maar niet bijzonder krachtig.) Haar plek tussen haar vrienden had zij te danken aan haar charme en haar kwaliteiten als vriendin – maar ook aan haar geld, waarmee zij haar vrienden ondersteunde.
Daar geeft Versteegh een goed beeld van. Maar over haar status als redelijk openlijk lesbische vrouw – zij wees zowel de dichter Willem Kloos, als de schilder Ed Karsen, af, die daar nooit helemaal overheen kwam – is minder te lezen in Fatale kunst. De Swart woonde samen met een aantal vrouwen, van wie Emilie van Kerckhoff het langste bij haar was. Versteegh merkt op dat ‘oude’, ongetrouwde vriendinnen– lees: 30 en ouder – vaker samenwoonden. Daar blijft het bij. Meer uitleg over de behandeling, status en positie van lesbische vrouwen rond de eeuwwisseling had De Swart meer reliëf gegeven. Hier had Versteegh ook best een beetje mogen speculeren: welke nadelen zou Sara hebben kunnen ondervinden door haar seksualiteit?
Feminisme
Het is moeilijk voor een biograaf een beeld van zijn of haar onderwerp te geven wanneer er weinig over die persoon bekend is, zoals in het geval van Sara de Swart. Het is echter pijnlijk dat de brieven en dagboeken waar Versteegh zich in deze biografie van een feministisch icoon op baseert veelal door mannen zijn neergepend. Hierdoor komt De Swart vooral in relatie tot mannen en, belangrijker, door de ogen van mannen naar voren. Sara, vooral het intieme of persoonlijke deel van haar leven, is daardoor minder goed zichtbaar.