Theater / Voorstelling

Negentig minuten durend gemopperkont

recensie: Hummelinck Stuurman Theaterproducties – ROEM

Wie twee sterke acteurs neerzet op een podium, verwacht grootse, bruisende theaterkunst. Toch kan dat aardig tegenvallen. In een nieuwe voorstelling van Hummelinck Stuurman Theaterproducties zoekt een gevallen BN’er (Victor Reinier) psychologische hulp (Renée Soutendijk) als hij uit een politieserie wordt geschreven. Op televisie mag Reinier dan floreren als politieagent Floris Wolfs, in deze voorstelling flikt ‘ie ‘m niet.

Ongemakkelijke dialoog

In de nieuwe voorstelling Roem, geschreven door Ger Thijs, staan Victor Reinier (Jos de Man) en Renée Soutendijk (Odette) als gevierde televisieheld en psychiater tegenover elkaar. Al vanaf het eerste moment heerst er een soort ongemakkelijkheid. Zo opent Soutendijk het toneelstuk door haar publiek te bestoken met vragen, zonder op de antwoorden te wachten. Op haar vragen wordt schamper geantwoord door het publiek, terwijl Soutendijk verdergaat met haar tekst, wat het ongemak vergroot. Daarna strompelt Reinier de toneelvloer op, zijn haar in een frommelig staartje gestoken. Hij speelt de ‘verloren’ acteur, die zijn opwellende tranen telkens moet bestelpen met zakdoekjes. Zijn personage zal na twaalf jaar op het doek worden neergeschoten, met de dood als gevolg. Deze fictieve dood staat voor Jos gelijk aan zijn doodsvonnis als acteur. Nog voordat het noodlot heeft toegeslagen, manoeuvreert hij over het podium als een sloddervos en verandert hij stilaan in een ‘vieze man’ (compleet met trenchcoat) als hij Odette op veel te zichtbare manier wil versieren.

Odette, die de menselijke psyche schijnbaar met ‘verve’ weet te ontleden, vertelt hoe deze man in haar leven kwam en haar leven veranderde. Echte rake observaties over Jos heeft ze niet, wél verkondigt ze algemene wijsheden – verpakt in mooie, zelfs bijna te archaïsche verwoordingen. Odette blijft afwisselend het woord voeren tot Jos en het publiek. In korte intermezzo’s doorbreekt ze de vierde wand door met het publiek te praten, een publiek dat zogenaamd alles weet over het boek dat ze heeft geschreven over Jos (het boek waarmee ze faam heeft vergaard). De scènes die wij als publiek zien, tonen wat zij in haar boek heeft geschreven: de ‘take-in’, de vervolgafspraken, het intieme hoogtepunt en de afronding van de sessies.

Wachtend op antwoorden

In de getoonde scènes is getracht een regelmaat tussen komedie en tragedie aan te houden. De voorstelling heeft zeker haar humoristische momenten, maar de meeste grappen zijn te voor de hand liggend om écht leuk te zijn. Het tragische komt tot uiting in het levensverhaal van Jos, die  geen gelukkige jeugd heeft gehad (want: afwezigheid vader). Jos lijkt daar zelf graag dieper op in te willen gaan door een stapeltje foto’s van vroegere tijden mee te nemen, maar daar ziet zijn psychiater het nut niet van in. Langzamerhand raakt Jos emotioneler en meer geïrriteerd en voelt zich continu snel aangevallen. Het komt nooit tot een rustig, goed gesprek waarin Jos eindelijk zijn verhaal kan doen. Odette kraakt Jos voornamelijk af en laat hem niet verzwelgen in zelfmedelijden (‘Kom op man!’) en lijkt eerder een mental coach dan een psychiater. Het resultaat van hun volhardende houding zorgt ervoor dat dit toneelstuk totale diepgang mist. De hoofdvraag van deze voorstelling ‘Wat doet bekendheid met iemands karakter?’-die op de voorkant van de flyer prijkt – is dan ook misplaatst. De psychiater kan niet eens een antwoord op deze vraag formuleren. Of op een algemenere vraag als ‘Wie ben ik?’ Dit toneelstuk draait vooral om de relatie tussen de acteur en diens psychiater. De daadwerkelijke hoofdvraag zou moeten luiden: ‘Hoe kan ik me professioneel blijven gedragen tegenover een bekende Nederlander?’.

Energieloos

Het zijn niet de acteurs, niet het decor, niet de verlichting en ook niet de tekst (er komen mooie passages in naar voren) waardoor het niet werkt: het is de algehele ‘energie’ van deze voorstelling. Die mist namelijk. Het komt allemaal te log over. Dat is onder andere gelegen aan de niet volmaakte chemie tussen de twee spelers, het op wel erg zachte toon communiceren, de ongemakkelijke stiltes en het net te lome tempo. Dat is er vooral in gelegen dat het nergens écht serieus wil worden, nooit doorvoel je bepaalde emoties die bij een naderend zwart gat horen. Geen woedeaanvallen, geen gekrijs, geen echt lijkende traan, geen gestampvoet, geen beschuldigingen: het is allemaal haast te ‘liefjes’. Daarnaast zijn er ook nog kleine intermezzo’s waarin beide acteurs het podium verlaten, de lichten dempen en er een komisch muziekje door de zaal schalt. Die muziek lijkt wereldvreemd, omdat het zo’n deuntje is dat bij een Charlie Chaplin of circusvoorstelling niet zou misstaan. En heeft het publiek net schuddebuikend liggen gieren en brullen? Nou, niet echt. Bovendien zijn die muziekstukjes van te lange aard en ze maken het tempo van de voorstelling nog langzamer.

Over het algemeen heeft deze voorstelling zeker haar momenten en wordt er zelfs een komisch (hetzij voorspelbaar) hoogtepunt bereikt, maar wel pas nadat het publiek één uur lang naar een tamelijk droog gesprek heeft moeten luisteren. Een typisch gesprek tussen twee mensen dat je in het dagelijkse leven zou opvangen op het perron of in de rij voor de kassa en dat je – nadat je twee tellen je oor te luister hebt gelegd – al snel niet interessant genoeg vindt.