Een Frans keurslijf vertoont scheuren, hoera!
.
Onlangs moest ik bekennen dat ik niet de meest fanatieke Lowlandsganger ben als het gaat om vroege optredens, maar voor het Franse duo Justice stond ik een kwartier voor aanvang al te trappelen in de Bravo. Dat optreden was echter toch te vroeg, zowel voor het publiek als voor Justice zelf. Het daglicht glipte aan de randen van de tent naar binnen en een groot deel van het publiek stond nog af te koelen van Dizzee Rascal: niet echt de ideale omstandigheden voor de fransozen. Daarnaast vond ik het optreden – grotendeels een live re-enactment van hun debuut † – verbleken in vergelijking met grotere goden als Laurent Garnier en Trentemøller. In Paradiso liet Justice opnieuw zien dat het, hoewel gewapend met flink wat extra ervaring en voor een ’thuispubliek’, slechts gedeeltelijk in staat was om een goede show te geven.
Je zou bijna verwachten dat het duo Justice een mislukte carrière als rockmuzikanten te wreken heeft. Dat ze hun invloeden niet onder stoelen of banken steken moge duidelijk zijn, want werkelijk alles in Paradiso rook naar een rockact: de heren komen te laat op, ze opereren ondanks alle rook zeer zichtbaar in de spotlights en communiceren daarbij vaak met het publiek, ze nemen om de drie minuten gas terug alsof er een nieuw nummer begint en ten slotte spelen ze een zeer korte show van anderhalf uur. Door openlijk te flirten met het idioom van de rockcultuur spreekt Justice een zeer groot publiek aan dat thuis in de platenkast Tiga naast Tool heeft staan. Ik verliet de poptempel echter wel met een fundamentele twijfel: is Justice een kitscherige en nogal schaamteloze pastiche van het genre, of steken de Fransozen juist bewust een hele grote middelvinger op naar elke vorm van authenticiteit?
Monumentaal
Xavier de Rosnay en Gaspard Augé zijn in werkelijkheid geen teleurgestelde ex-rockers, maar vonden hun vorig emplooi in de designwereld. Die gedeelde afkomst is echter even verhelderend als de bovengenoemde ‘wraak-these’. Ten eerste verklaart het hun kiene oog voor een gestileerde show en de nauwkeurig onderhouden imago’s. Qua muzikale aanpak is de zeer stijlvaste esthetiek op † een stille getuige van het werk van een vormgever. Bij het beluisteren van dat album viel me al op dat voor Justice cohesie belangrijker lijkt te zijn dan creativiteit: van begin tot einde heerst een opmerkelijke muzikale eenduidigheid, hoe extreem en aanlokkelijk de vervormde samples ook zijn. De Fransen weten op monumentale wijze een muzikale trend van dit decennium in zijn essentie te vatten, maar zoals bij alle monumenten is † meer een gedenkteken van iets dat al eerder tot wasdom is gekomen dan een drager van het nieuwe. Hoe goed Justice het genre ook beheerst en hoe welkom hun extravagante producties ook zijn als tegengif voor ‘minimal ennui‘, hun debuutalbum slaagde er niet in om mij langdurig te boeien.
Ontsnappen aan het keurslijf
Ook in Paradiso werkten de heren aanvankelijk volgens de formule ‘Justice’: openen (natuurlijk met Genesis), even voluit naar een climax en dan gas terugnemen voor de volgende track van †. Die methode werkt voor een band, maar niet echt voor een dj, die noodgedwongen vrij statisch achter de draaitafels staat. Hoe heftig Justice het gewillige publiek ook bespeelde, echt tot leven komen wilde de show niet. Maar anders dan op Lowlands wist Justice zich dit keer wél te bevrijden uit hun nauwgezet ontworpen keurslijf. Gaandeweg slaagde het duo er in om – vooral met behulp van eigen remixen – een live-ervaring te creëren, en naar het einde toe kwam er zowaar een minder trendy maar meer eigen visie op de cross-over tussen dance en rock naar voren. Het tempo ging omhoog en de metalinvloeden kwamen duidelijker aan de oppervlakte: hun bewerking van Metallica’s Master of Puppets scheurde tenminste echt. Deze eerste Justice-remix van een niet-langer hippe band bracht enkele kokette dametjes achter mij uit hun hum, maar was voor mij het bewijs dat de heren niet alleen meevaren in het kielzog van de remix-royaltyfamilie Dewaele.
Het album † opereerde volledig binnen de grenzen van het paradigma dance-rock, maar in Paradiso slaagde Justice er uiteindelijk toch in om aan die beperking te ontstijgen. Naarmate de avond vorderde lukte het de heren om hun eigen ketens te breken, waardoor ze mij opnieuw voor zich wisten te winnen. Justice biedt het volk brood en spelen, en daar was in Paradiso uiteindelijk helemaal niets op af te dingen.