Therapeutische kleinkunstenaar
Het is dinsdagavond acht uur. Ik ben nog moe en gejaagd van de dag – waarom beginnen concerten altijd zo vroeg? – en ben bang dat ik niet op tijd kan ontspannen voordat het optreden begint. Maar zodra Jens Lekman verschijnt, verdwijnt mijn stress en moeheid; aan het einde van het concert voel ik mij zelfs lichter dan ik mij de hele dag gevoeld heb. Zijn vertelliedjes hebben een haast therapeutisch effect op mij en het publiek, dat zich graag laat behandelen door deze Zweedse ervaringsdeskundige.
Zoals mijn goede vriend en muzikale bondgenoot na het concert terecht opmerkte, is een concert van Lekman als een diner in een sterrenrestaurant: het eten vult meer dan alleen je buik, en na afloop voel je je dan ook niet opgeblazen en uitgeteld maar opgewekt. Lekman weet als geen ander met zijn liedjes tot je door te dringen en je te inspireren. En dan niet met Grote Woorden en Verhalen – juist door de kleine gebeurtenissen uit zijn eigen leven te verheffen tot liedjes zorgt Lekman ervoor dat Paradiso hem het hele concert kan, wìl volgen en voortdurend collectieve “ja, dat gevoel ken ik!”-momenten heeft. Lekmans observaties van zijn eigen leven zijn haast pijnlijk oprecht en daardoor altijd geloofwaardig.
Lekman biedt ons in zijn kleine verhaaltjes een kijkje in zijn eigen spaarzame momenten van verlichtende waarheid en genot, maar nog meer dan dat biedt hij een blik op de weg die zich tussen zulke momenten uitstrekt en die dicht bezaaid is met miscommunicatie, gêne en andere onzekerheden in het contact met ‘de ander’. Daarbij lijkt het hem juist te doen om die lange tussenpozen tussen de hoogtepunten die, mits men een toegewijde toeschouwer van zijn eigen leven is, op zich een aaneenschakeling van onaffe en ruwe geluksmomenten kan zijn. Niet dat Lekman ons terechtwijst over onze haast en gebrek aan reflectie, maar hij verrijkt ons met zijn eigen bescheiden geluk.
Kleinkunst
Het optreden heeft iets kleinkunstachtigs, met Lekman die in de muziek veel ruimte laat voor het vertellen van een verhaal en af en toe een uitgebreide achtergrond geeft bij een nummer: bij A Postcard to Nina is zijn introductie even belangrijk als het nummer, en terwijl de band doorspeelt legt hij tussen refrein en couplet nog even uit hoe ongemakkelijk de situatie aan tafel wel niet was, met die dikke Duitse vader die niet mocht weten dat dochter Nina lesbisch is, en dat Lekman daarom verloofde moest spelen. Of het waar is mag je betwijfelen, niet in de laatste plaats omdat Lekman te integer lijkt om zo’n intieme geschiedenis aan de grote klok te hangen; maar het waarheidsgehalte is bij Lekman niet het belangrijkste element in de verhalen: hij heeft zelfs zijn moeder ooit in verlegenheid gebracht met zijn gefingeerde ontmoeting met de koningin van Zweden. Lekman laat werkelijkheid en fantasie rijkelijk door elkaar vloeien met als doel het maken van liedjes vol herkenbare en alomtegenwoordige emoties.
Muzikale luchtigheid
Op het laatste album Night Falls Over Kortedala experimenteert Lekman meer dan ooit met de vorm en taal van muziek om zijn verhalen meer tot hun recht te laten komen. Die cd klinkt dan ook luchtiger dan eerder werk, mijns inziens voornamelijk om de melancholische ondertoon in zijn teksten en stem te temperen. Op het podium weet zijn band niet alleen die luchtigheid te bewaren, maar versterkt deze zelfs door een grotere muzikale eenheid te zijn dan op cd. Grote delen van de arrangementen zijn gesampled – net als op de plaat – maar Lekman cum suis slagen erin om het album te overtreffen in zowel cohesie als opgewektheid.
Lekman licht een tipje van de sluier op over zijn muzikale ambities met een cover van Arthur Russell, een mogelijk nog veelzijdiger maar vrij obscure muziekkunstenaar die in de jaren ’80 van klassieke cellostukken naar rock en ook dance sprong om te ontdekken wat er allemaal mogelijk was. Dat Russell vaak samenwerkte met David Byrne is in deze context dan helemaal niet meer vreemd te noemen, want Lekman ontwikkelt eenzelfde soort stagepresence en muzikale theatraliteit als de voorman van de Talking Heads. Het zou mij niets verbazen als onze lievelings-Zweed dieper in dat decennium duikt.
Op het podium is Jens op dit moment in ieder geval op zijn plek. Slechts gewapend met een klein maf piano-effectje zegt hij “I’ve got a note in my pocket that says i have to do something that scares me everyday“, en speelt vervolgens zo’n intiem liedje dat hij zich bijna bloot moet hebben gevoeld. Of dat briefje er zit betwijfel ik, maar dat het publiek én Jens zelf zijn kwetsbaarheid voelen is géén fantasie.