Franz Schubert afgemaakt
Sinds het horen van Schuberts Kwintet voor Strijkers D.956 is me duidelijk dat je twee soorten klassieke muziek hebt: Schubert en gerommel in de marge. Dat wil niet zeggen dat ik een enorme fan van alles ben dat Der Franzl ooit heeft gecomponeerd. Je kunt het vergelijken met de verhouding tussen een gewone auto en een Rolls-Royce. Niet per definitie mooier, maar gewoon van een heel andere orde.
Franz Schubert: The ten symphonies. The Academy of St-Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 470886 (6 CD’s). € 41.
Franz Schubert: Symphony No. 10 and other unfinished symphonies. Scottish Chamber Orchestra o.l.v. Charles Mackerras. Hyperion CDA67000. € 21.
Schuberts muziek is volslagen individueel. Hier en daar hoor je wel een echo van Beethoven, Mozart of Haydn, maar je hoor vooral veel Franz. Met Schubert is wel iets merkwaardigs aan de hand, net zoals met Beethoven. Waar Beethoven radicaal verandert na zijn tweede symfonie is er ook bij Schubert zo’n omslagpunt. Bij hem ligt dat ergens tussen de zesde en zevende symfonie. De zesde kabbelt vrolijk een eind voort, maar in de zevende hoor je iets heel nieuws. Typische ritmes, lyrische passages, kortom een heel nieuwe en volslagen eigen muzikale taal die veel introverter en melancholieker is dan de muziek uit de periode daarvoor. Vergelijk de achtste symfonie met de vijfde, of het tweede met het eerste kwintet.Onvoltooid?
Schubert schreef krankzinnig veel – zijn snelheid was ook legendarisch. Hij leefde maar 31 jaar en de oogst bedroeg bij zijn dood bijna duizend werken. Maar op één of andere manier slaagde hij er nooit in om in de laatste zeven jaar van zijn leven meer dan één symfonie af te maken. Maar dat is me dan ook nogal een ding: de negende, ‘Grote’, die hij in de winter van 1825 en 1826 in Gmunden en Gastein schreef. De achtste wordt weliswaar opgevoerd, maar de titel ‘Unvollendete’ zegt genoeg. Het is nog altijd onduidelijk of Schubert het ding ooit afmaakte. Hoe dan ook, hij gaf het manuscript aan iemand mee die het kwijtraakte; pas rond 1840 vond Robert Schumann de stukken terug die we nu als de ‘onvoltooide’ kennen. De zevende bleef bij een paar schetsen en de tiende, begonnen en geëindigd op Schuberts sterfbed, kwam niet veel verder.
Betweter
En toen was daar weer een musicoloog die het beter wist. In dit geval maakte de Brit Brian Newbould de zevende af, husselde een beetje met de achtste en voltooide het grootste deel van de tiende. Daarbij instrumentaliseerde en bewerkte hij nog wat losse stukjes die Schubert had nagelaten – je houdt je hart vast. Maar het blijkt allemaal reuze mee te vallen. Niet alleen had professor Newbould enig benul van orkestratie, hij bleek bovendien een redelijk gevoel te hebben ontwikkeld voor Schuberts manier van componeren. Nergens in de Newbould-versies word je overvallen door het gevoel dat het ineens heel erg onschubertiaans aan het worden is en dat is, geloof me, bij dit soort reconstructies een zeldzaamheid.Tam
Ik ben altijd blij als iemand dit soort projecten aandurft. Als het ook nog wordt opgenomen is dat prachtig en als, zoals onlangs gebeurde met Friedrich Gernsheims vier onterecht vergeten symfonieën, ook nog een heel goede opname wordt gemaakt van onbekend werk zal ik echt alleen maar juichen. Maar hier komen we bij een dilemma. Want hoewel ik Marriner en de St-Martin-in-the-Fielders prijs voor hun ondernemingszin, moet me wel van het hart dat sommige van de uitvoeringen wat aan de tamme kant zijn. De negende symfonie, met zijn pulserende, nooit aflatende ritmes, komt bij Marriner veel minder goed uit de verf dan in bijvoorbeeld de adrenalinejagende uitvoering van Roy Goodman en de Hanover Band (Nimbus – tegenwoordig voor een habbekrats bij het Kruidvat). Waar Goodman er niet voor terugdeinst de grootsheid van de negende nog eens extra aan te zetten, klinkt het orkest van SMitF bijna vermoeid. De vroege symfonieën met hun klaterende opgewektheid klinken een stuk beter, maar dat is repertoire waarin dit orkest ook meer affiniteit mee zal hebben.
Vondst
De zevende en achtste varen wat beter, maar anderzijds is er ook erg weinig vergelijkingsmateriaal voor deze versies. Newbould besloot het laatste deel van Rosamunde te gebruiken als laatste deel van de achtste symfonie en dat pakt verrassend goed uit, zeker na het door Newbould voltooide scherzo – echt dé vondst van deze set. Het enige dat ik de professor en misschien nog meer de uitvoerenden kan verwijten is een wat al te groot enthousiasme. Dat je de zevende en achtste symfonie afmaakt, akkoord, maar waarom al die kleine stukjes orkestreren die zelfs Schubert zelf het nooit waard vond om er een einde bij te verzinnen?
Waarom?
Dat maakt bijvoorbeeld ook de Mackerras-CD zo bizar. Ineens, halverwege een deel of zelfs een melodie, houdt alles op. Waarom een stuk orkestreren en er geen einde voor verzinnen? Als iemand dat kan is het Newbould wel. Dat brengt me op de tiende. Die bestaat nu uit drie delen, waar duidelijk vier zijn bedoeld. Het boekje bij de Philips-set trakteert ons op de vreemde redenering dat het derde deel ‘steeds meer op een finale gaat lijken’ maar dat is echt onzin. Het overgebleven torso doet je verlangen naar meer, dat uiteindelijk niet komt. Temeer omdat Mackerras en zijn orkest nogal wat meer geestdrift in hun spel stoppen dan Marriner. Daar staat tegenover dat je op de omslag ook aan alle kanten wordt gewaarschuwd dat het om onafgemaakte fragmenten gaat – maar spijtig blijft het.
Beide titels laten me met een wat verloren gevoel achter. Bij Marriner verlang je ernaar om deze bewerkingen eens uit de handen van een meer bezielde Schubertiaan te horen en Mackerras doet je gewoon hunkeren naar meer Schubert; of soms ook domweg naar het einde van het stuk. Toch is de Marriner-set de aanrader van de twee – alle stukken van Mackerras worden door Marriner en de zijnen ook gespeeld met daarbij nog de heel behoorlijke reconstructies van de zevende en achtste. Daarbij is de set zeker niet duur: 40 euro voor zes schijven. Voor echt grootse Schubert kun je echter beter eens gaan shoppen bij het Kruidvat.