Muziek / Album

Herrijzenis van de doden

recensie: Dead Can Dance - Anastasis

.

Ergens, midden in Ierland, verscholen tussen de bomen, ligt een oud kerkje. Diensten worden er niet meer gehouden, maar dit jaar werd er wel een wederopstanding gevierd: die van Dead Can Dance, dat er zijn eerste album sinds 1996 voltooide. Lisa Gerrard en Brendan Perry gaven hun nieuweling de toepasselijke titel Anastasis mee, Grieks voor herrijzenis.

Ooit begonnen als post-punk band in de tijd dat dit ‘gothic’ heette, ontwikkelt de band in de loop van de jaren tachtig een uniek geluid: een mix van folk en klassieke muziek van alle tijden en uit bijna alle windstreken. Opvallend is de duidelijke scheiding tussen de Gerrard en de Perry-nummers: haar woordeloze klanktapijten zijn etherisch en ongrijpbaar; zijn songs aards en bespiegelend. Dat blijft zo wanneer de twee na 1996 solo verder gaan. Het levert sterke albums op, maar de voor Dead Can Dance kenmerkende balans is weg. Dat de ex-geliefden de handen weer in een hebben geslagen is dan ook niet echt verrassend, eerder kun je zeggen dat het sinds hun reünietour van 2005 nog lang heeft geduurd.

Op zijn Grieks
De Griekse cultuur is een terugkerend element op Anastasis. Zowel de Griekse muziek als de Griekse filosofie dienen als inspiratie. Bovendien is Griekenland de plaats waar Oost en West samenkomen, en Anastasis brengt een mengeling van Oosterse en Westerse muziek. Gerrard en Perry leveren beiden vier composities. Perry mag openen met ‘Children of the Sun’.  Dit keer is het niet Socrates of Democritus, maar Joni Mitchell aan wie hij schatplichtig is:

We are anchient, as anchient as the sun
We came from the ocean, once our ancestral home
So that one day we could all return
To our birthright: the great celestial dome
We are children of the sun
Our journey’s just begun
Sunflowers in our hair.

Het is een volwassen en integer eerbetoon aan de Woodstock-generatie.  

Gerrard neemt het stokje over op ‘Anabasis’ en ‘Agape’. Naast haar kenmerkende vocalen is ook de subtiele instrumentatie indrukwekkend. Perrys gedoseerde gitaarparijen onderscheiden het van Gerrards solomateriaal. Hetzelfde kan gezegd worden van het onheilspellende ‘Kiko’. Op ‘Amnesia’ benadrukt Perry het belang van de lessen die we kunnen leren van de geschiedenis. Op ‘Opium’ herneemt Perry de thema’s van ‘Children of the Sun’ en ‘Amensia’, maar deze keer wil Perry ontsnappen en vergeten, ‘but all roads look the same: they lead nowhere’.

All in Good Time
Na de zwaarmoedigheid van ‘Kiko’ en ‘Opium’ verrast Dead Can Dance met ‘Return of the She-King’. Het is een duidelijke verwijzing naar The Lord of the Rings en de soundtrack van die film. Plotseling klinken daar glorieuze Keltische uillean pipes en geeft Gerrard een overtuigende Enya-imitatie weg. Het is een controversiële geste van Gerrard, omdat de fans de associatie van Dead Can Dance met de als kitsch gediskwalificeerde Enya altijd hebben gehekeld. Hoe het ook zij, ‘Return of the She-King’ is het meest toegankelijke nummer van Anastasis en komt precies op het goede moment.

Na deze finale verzorgt Perry een ingetogen epiloog met ‘All in Good Time’. Na de spirituele zoektocht en de radeloosheid heeft de compassie het laatste woord.

When you reach the end of your rainbow
Chasing shadows and down on you luck
Look for the sign
Look for a sign
As you rise to the weary top of your mountain
Just remember those whose lost souls are on their way down.

Zo blijken Perry’s afzonderlijke songs op een geraffineerde manier met elkaar samen te hangen.

Die scherpe focus is kenmerkend voor Anastasis als geheel: na veertien jaar afwezigheid weten Gerrard en Perry hun eigen creaties beter te doorgronden. Dat leidt niet tot radicaal nieuwe inzichten en ook niet tot de meest memorabele melodieën, maar wel tot de comebackplaat waarop de fans zo lang hebben gewacht.