Originaliteit ontbreekt
Schotland was eind jaren negentig een broedplaats voor excentrieke indiemuziek met bands als Mogwai, Belle & Sebastian, Arab Strap en The Delgados. Het in Glasgow gevestigde platenlabel Chemikal Underground vervulde een belangrijke rol in dit alles. Naast het uitbrengen van lokale artiesten kwamen ze in 2000 zelfs met een 12’’ van het toen nog onbekende New Yorkse Interpol. Het label stond op dat moment midden in de scene. Tot op een gegeven moment artiesten het nest begonnen te verlaten en acts als Mogwai, Aerogramme en Magoo kans zagen om hun muziek ergens anders uit te brengen. Schotland werd overschaduwd door het succes van bands uit het Verenigd Koninkrijk en Canada. Met het enorme succes van Franz Ferdinand is Glasgow weer een stad die meetelt en schijnt het licht weer op lokaal talent zoals De Rosa.
Sterke opening
Met de release Mend van De Rosa probeert Chemikal Underground zich weer in de schijnwerper te plaatsen van de hedendaagse alternatieve gitaarmuziek. Het kenmerkende Schotse accent dat we van Aidan Moffat van Arab Strap kennen is ook te horen bij vocalist Martin Henry. Op dit debuut laten de drie heren van De Rosa een dwars en gruizig geluid horen waarin de slonzige gitaren van Pavement doorklinken. Openingstrack Father’s Eyes neemt ritmisch een aantal onverwachte wendingen met als uitsmijter een nerveus refrein. De keuze voor een sobere productie geeft genoeg ruimte om de muzikale details goed door te laten klinken. Camera laat simpele, pakkende loopjes horen met een traditioneel stop-and-go refrein dat doet denken aan The Pixies. Een instrumentaal intermezzo vol gitaargeweld knalt uit de speakers alvorens het refrein nog een aantal keer wordt herhaald.Weinig originaliteit
Helaas blijkt de rest van de cd minder sterk te zijn. Zoals misschien al opvalt lijkt De Rosa op veel bands en weten ze deze invloeden goed in hun eigen muziek in te passen. Hiermee wordt daarentegen het probleem meteen evident, het ontbreekt aan een eigen geluid. De noise-gitaren kennen we natuurlijk al van Sonic Youth en het breekbare New Lanark doet te sterk denken aan Death Cab for Cutie met zijn meeslepende drums en transparant gitaargeluid. Wanneer de hogere vocale regionen worden opgezocht lijkt Ben Gibbard van Death Cab haast mee geschreven te hebben. Met het nummer All Saints Day lijkt de band zich te revancheren, maar de mannen helpen dit nummer eigenhandig om zeep met een ontzettend suf refrein. En natuurlijk laat men de akoestische gitaren ook niet in de kast staan, wat resulteert in het obligate Hopes and Jokes of het te simplistische Hattonrig Pit Disaster. Tevergeefs wordt nog geprobeerd dit nummer extra cachet mee te geven door tekstueel te refereren aan een lokale mijnramp.
Beklijven
In de elf tracks die Mend kent laat De Rosa horen een aantal bovengemiddelde nummers te hebben geschreven, maar lukt het de Schotse band niet te beklijven. Om een groter publiek te bereiken moeten de heren toch een eigenzinniger geluid creëren en zich vooral richten op de snellere, nerveuze songs die het begin van de plaat kleuren. Chemikal Underground is met de release van dit debuut dus nog niet helemaal ‘back in business’.