Gezapig
Het gezapige credo “carry on“, de titel van de tweede plaat van Chris Cornell, dekt de lading van het album aardig. De veteraan, die met Soundgarden en later Audioslave
furore maakte als rockzanger, borduurt namelijk voort op zijn oude werk, zonder dezelfde impact te hebben.
Verbastering
Cornell klinkt ten opzichte van zijn beste werk meer op zijn gemak en minder getergd, meer vloeiend en minder strijdbaar. In een song als Safe and Sound klinkt hij als een oude kweel, op een midtemporocknummer als Your Soul Today als een uitgebluste rocker. Niemendalletjes en minder sterke songs staan op de meeste albums, maar een album vol met dit materiaal is een zwakke prestatie. De meeste nummers zijn voorspelbaar: je hoort de akkoordwisselingen al ver van tevoren aankomen. Bijna geen moment verrassen zijn stem, teksten of de arrangementen. Halverwege het album komt een onwaarschijnlijke verbastering van Michael Jacksons Billy Jean voorbij, maar die is te gelikt om te kunnen beklijven.
Dit klinkt allemaal cynisch, maar na een vergelijking met Cornells oude werk kun je moeilijk tot een andere conclusie komen. Onlangs werd een promotieschijf rondgestuurd met een aardig overzicht van Cornells carrière als zanger en songschrijver bij Soundgarden, gelegenheidsband Temple of the Dog en zijn soloalbums. Cornells positie als een van de beste en meest herkenbare zangers in de rockmuziek van de jaren ’90 is onmiskenbaar: zijn rouwe, intense stemgeluid siert talloze zwartgallige en rockende klassiekers. De snerpende brulboei, de gedreven zwartkijker, de tegendraadse rocker van weleer en zelfs de lichtvoetige frontman van Audioslave: al zijn gedaantes lijken verdwenen te zijn.
Contrast
En wat een contrast vormt dit album met Cornells solodebuut Euphoria Morning. De complexiteit van zijn songs op dat album is er vaak nog wel, maar de scherpe randjes die de songs afzonderlijk zo sterk maakten, ontbreken. En belangrijker: de intense melancholiek die Cornell op die plaat ten gehore bracht, de onmiskenbare bezieling die uit de meeste songs sprak, is waar het Carry On aan ontbreekt. Met één uitzondering: Silence the Voices, de enige song waar Cornell als zanger zijn ziel bloot lijkt te leggen. Compositorisch is het een van de minder interessante nummers, maar zijn zeggingskracht als zanger trekt het moeiteloos ver boven de rest van het album uit. Dat er na dit hoogtepunt nog een loos, akoestisch kampvuurlied, daarop de bombastische titeltrack van de laatste James Bond en vervolgens nog een bonusnummer volgen, trekt het niveau dan weer danig omlaag. Maar al had Carry On wel met zoveel overtuiging geëindigd, dan nog was de voorgaande drie kwartier zo’n mooie afsluiter niet waardig.