Muziek / Album

Troubadour tegen wil en dank

recensie: Billy Bragg - Billy Bragg Volume 1

Toen Billy Bragg (1957) in 1983 de muziekwereld binnenstapte was de New Wave op zijn hoogtepunt. Het was geen periode waarin de gemiddelde singer-songwriter met open armen werd ontvangen. Met zijn curieuze combinatie van punkbravoure en troubadourschap wist de Brit zich echter een plek in de muziekgeschiedenis te spelen: “If I’m in trouble, I make a lot of noise on my guitar”.

Bragg staat in een lange traditie van rootsmuzikanten. Niet voor niets nam hij eind jaren negentig samen met de Americana-band Wilco twee albums op met teksten van de folkidealist Woody Guthrie. Guthrie had zijn engagement op zijn gitaar geschreven: “This machine kills fascists”. Bragg bespeelt zijn gitaar zelfs als een machinegeweer.

~

De eerste vier albums en een live-dvd zijn nu uitgekomen in de boxset Billy Bragg Volume 1. Dit alles wordt nog aangevuld met handenvol onuitgebrachte nummers en moeilijk verkrijgbare EP’s. Hiermee is Braggs oeuvre uit de jaren tachtig verzameld. Een nog te verschijnen tweede deel zal zijn muzikale tocht door de jaren negentig tot op heden bevatten.

Punk troubadour

Braggs eerste album uit 1983 had de welluidende titel Life’s a Riot with Spy Vs. Spy. Het is een eigenaardige plaat met een raar soort unheimische romantiek. Zijn blikkige gitaar resoneert in wat onvermijdelijk een koude en primitieve studioruimte moet zijn. Het materiaal verschilt van het ingetogen en poëtische The man in the iron mask, waarin Braggs zware stem bijna één wordt met de grondtonen van zijn gitaar, tot het recht-voor-zijn-raap To Have and to Have Not: “Just because you’re better than me, doesn’t mean I’m lazy”.

Een liefdesliedje als A new England begint met een snel punkachtig riffje. Na het eerste couplet verwacht je dat er een band invalt, maar Bragg blijft alleen met zijn elektrische gitaar. De hele plaat ramt en zingt alsof hij een punkster is. In plaats van het nihilisme van de punk is Bragg echter een geëngageerd singer-songwriter die de vitaliteit en rebellie aanwendt om zijn sociale thema’s voor het voetlicht te brengen. In een interview uit 1983 zei Bragg zelf, naar aanleiding van een optreden op het New Wave-festival Futurama, dat hij dit troubadourschap echter niet wilde uitstralen:

“I tried very hard to make an impression, that wasn’t the impression of a ‘singer-songwriter’, the opposite of the James Taylors. Someone who has just as many points to make but chooses to go about it in a different way.”

Zwoegend zingen

Bragg is geen begenadigd zanger, je hoort hem zwoegen als hij zingt. Zijn stem balanceert vaak op het randje van hysterie, alsof hij zich heeft laten meeslepen door een grandioze gedachte en niet meer terug kan naar de normale modus. De muziek kent hierdoor zowel passie als ongemak. Met name de eerste twee albums, die hier voor het eerst op cd verschijnen, klinken uniek: een kaal geluid waarbij je je een eenzame troubadour in een verlaten fabriekshal voorstelt. Vanaf zijn derde album Talking to the Taxman about Poetry (1986), als de producers hem gevonden blijken te hebben, wordt het geheel een beetje gelikt. Tot die tijd is hij echter een Don Quixote in een bezeten wereld: heerlijk.