Voor ieder ei een kippetje
Het is net alsof het Stedelijk Museum al begonnen is met haar verhuizing: alle museale tussenwanden uit de bovenste zaal van het Amsterdamse PostCS-gebouw zijn al verdwenen. Maar schijn bedriegt, want het museum heeft deze laatste maanden op de tijdelijke locatie nog zeker enkele verassingen in petto. Het verwijderen van de wanden is dan ook de keuze geweest van één van deze verassingen, namelijk de Duitse kunstenaar Tobias Rehberger. Ook was hij het die de exotische titel van zijn tentoonstelling in het Stedelijk koos: the chicken-and-egg-no-problem wall-painting. In de nu zeventig meter lange zaal staan Rehbergers werken van de afgelopen veertien jaar netjes over de volle lengte in een rij uitgestald. Een retrospectief? Bij een kunstenaar als Rehberger weet je zoiets nooit helemaal zeker.
Tobias Rehberger met op de achtergrond Infection (2008) Collectie van de kunstenaar |
Voor Rehberger is een werk namelijk nooit zomaar af. Er is altijd de mogelijkheid het aan te passen of op een andere manier te presenteren; wie weet immers wat er nog allemaal kan gaan gebeuren? Wat verf is voor Cézanne is onvoorspelbaarheid voor Rehberger, zo lijkt het. Toch werkt deze in Frankfurt wonende kunstenaar al bijna twintig jaar aan een bijzonder consistent oeuvre van meestal kleurige en kek vormgegeven objecten. ‘Designkunst’, zo zou je het kunnen noemen, maar toch begrijp je dan niet waar het hem om te doen is. Hij maakt het de toeschouwer ook niet makkelijk. Veel van de getoonde objecten zijn simpelweg design; meubels, stoelen en complete interieurs. Wat zit er dan nog meer achter deze flitsende vormgeving?
Druppend hoekje
Rehbergers kunstwerken zijn niet zozeer de droge objecten zelf, maar vooral ook de manier waarop ze zichtbaar zijn, hoe ze bestaan. Zo ontwierp hij voor zijn bijdrage aan de Biënnale van Venetië in 1997 modieus ondergoed voor de bewaking aldaar. Geen mens die het zag natuurlijk, maar erover gesproken werd er wél. Het leverde hem de naam op een ‘relatie-kunstenaar’ te zijn, zoals dat hip was in de jaren negentig. Toch is Rehberger er meer op uit te tonen hoe verschillend je objecten kunt ervaren, simpelweg door de toegang ertoe voor het publiek te veranderen. Hoewel je de slips van zijn hand bijvoorbeeld niet zag, waren ze wel degelijk een beetje aanwezig door de verhalen die erover de ronde deden.
Het verklaart enigszins Rehbergers keuze voor de herkenbare design-beeldtaal. Niet langer zien we alleen kunstwerken, maar de objecten kunnen zo ook functioneel begrepen worden – hoewel hun functie vaak minimaal is. Zo zijn in Amsterdam kleurige protheses te zien. Op maat gemaakt voor Rehbergers lichaam, maar niet als vervanging van specifieke ledematen; gewoon voor ‘erbij’. Of neem de fontein uit de serie Handicapped Sculptures: een uitbundig gedrocht van rommelige vormen. Ergens op een hoekje drupt het een beetje. Is zoiets nog een fontein?
Vijf kilo
In de tentoonstelling fungeren Rehbergers werken sowieso compleet anders dan aanvankelijk bedoeld. De ruimte van de museumzaal valt namelijk uiteen in twee parallel lopende delen, gescheiden door de stoet van zijn oeuvre. Het eerste en voorste deel is als een nette overzichtstentoonstelling met een ordening die op het eerste gezicht arbitrair lijkt. Het tweede deel verklaart dit echter. Hierin wordt namelijk de rij opgestelde objecten als model voor een lichtprojectie gebruikt. Met behulp van felle spots ontstaat op de achterliggende wand een schaduw- en kleurenspel.
Zaaloverzicht the chicken-and-egg-no-problem wall-painting |
Ter plekke reageerde Rehberger op deze projectie middels een fragmentarische muurschildering die veelal de lijnen en vormen van de schaduwen op de muur volgt. Het benadert de oorspronkelijke objecten eenzijdig: puur op kleur en vorm. Ook is er grappig commentaar, waarmee Rehberger zijn hele oeuvre relativeert. ‘I lost 5 kilos in 4 weeks’ lezen we in een tekstballon naast de schaduw van één van Rehbergers prothesen. Inderdaad, het ding laat een slank figuur op de muur achter.
Als dit dan de chicken-and-egg-no-problem wall-painting is, dan zien we hier dus het eigenlijke kunstwerk van de tentoonstelling – alle andere objecten dienen slechts als materiaal voor dit lichtspel. Of is het misschien meer een totale installatie, waarin oeuvre en schildering naast elkaar bestaan? Het eenduidige kunstobject wordt door Rehberger in al zijn werken, en ook nu weer, omver geworpen. Niet alleen de manier van waarnemen, maar tevens de wijze waarop de werken tot stand zijn gekomen breekt met het idee van een eenvoudig product.
No problem
De factor van toeval is steeds terug te vinden. Bepaalde beslissingen en keuzes laat Rehberger liever aan het lot of anderen over omdat hij naar eigen zeggen sceptisch tegenover het romantische ideaal van de geniale kunstenaar staat. Dit komt terug in de uiteenlopende ontstaansgeschiedenissen van zijn werken. Voor het werk Cutting, preparing without missing anything – being happy about what’s coming next (1999) – weer zo’n typische Rehbergertitel – vroeg hij vrienden hoe ze thuis lekker wisten te relaxen. Aan de hand van deze beschrijvingen ontwierp Rehberger trendy inrichtingen. Deze stelde hij vervolgens ten toon en plande al snel een tweede expositie, drie jaar later. Hiervoor gaf hij de inrichtingen een volledige make-over, volgens de laatste mode van dat jaar. In 2009 volgt weer een expositie, wederom aangepast aan actuele trends. De show herhaalt zich, en groeit bovendien. Dit werk eindigt niet bij het design, maar loopt over in het tentoonstellen zelf.
Monsters Triumphing Library (2000) en Joan Crawford Slapping Library (2000), Courtesy: Gallerie Bärbel Grasslin, Frankfurt |
Juist omdat de expositie ook echt als retrospectief te bekijken is, is het jammer dat de voor Rehbergers werk zo belangrijke ontstaans- én presentatiegeschiedenis in de tentoonstelling niet wat duidelijker aanwezig is. Dat de geschiedenis van de werken dan op een gevouwen A3-tje bij de ingang is mee te nemen is vooral bij het werk van iemand als Rehberger te karig; dit behoort geen extraatje van het museum te zijn en had in de tentoonstelling beter geïntegreerd kunnen worden.
En wat resteert er van Rehbergers scepsis jegens de kunstenaar als scheppend wonder? Juist omdat hij het is die de geschiedenis van het object uitstippelt en bepaalt waar het toeval een rol mag spelen blijft hij toch altijd de werkelijke kunstenaar. Niet zijn objecten, maar juist Rehbergers zoekende omgang hiermee geeft dit werk zijn kracht. Zo heeft hij toch weer dat stukje romantisch auteurschap. Ach…voor ieder eitje moet er uiteindelijk één kip zijn, zo ook bij Rehberger. En dat is eigenlijk helemaal geen probleem.