Kijken, kijken en nog eens kijken
‘O ja, al die lijnen’, zegt iemand als het over het werk van José Heerkens (geb. 1950) gaat. Lijnen, ja, maar liever nog en vooral: kleuren. Langs lijnen gelegde kleuren. Gekleurde lijnen die maken dat je een schilderij als het ware binnenkomt. Alsof je langs de lijnen loopt in een door haar ontworpen gebouw. Ruimtelijke schilderijen zijn het, kleurrijk als een landschap.
Wita Noack, directeur van het Mies van der Rohe Haus in Wenen schrijft in een essay over de natuur als terugkerend thema in Heerkens’ werk. Zij doet dat in de schitterend door Irma Boom vormgegeven en prachtig uitgevoerde catalogus bij de tentoonstelling. Noack schrijft dat Heerkens haar atelier op de grens van Zeeland en Noord-Brabant zelf heeft ontworpen. Bovendien vertoeft Heerkens graag in de natuur van IJsland, Amerika, Alaska of Letland. Zowel de ruimtelijkheid van een gebouw als de natuur ervaar je ten volle in de schitterende uitbreiding van architect Wim Quist aan het Kröller-Müller Museum, waar de tentoonstelling te zien is.
Strak abstract
Heerkens maakt werken in zowel klein formaat (2021-L6) als grote doeken. Alleen of in een reeks. Na een proces van kijken, voelen en denken zijn ze aandachtig vormgegeven, zoals een filmpje op haar website toont. Op dit moment zijn in Otterlo 34 doeken van haar te zien, verdeeld over vijf ruimtes. ‘Strak abstract’ noemt de kunstenares haar werk. Natuurlijk, je kunt associaties bij het werk hebben. Lijnen die een notenbalk naderen, maar dan één of twee te ‘weinig’, zodat het er drie zijn (2015-L33) of vier (2013/14-L29). Of ze doen denken aan de strepen van een vlag, de ruiten van een theedoek of de rails van een spoorwegemplacement. Associaties die klarinettist Pieter Koetsveld op een andere manier wellicht ook had, toen hij improviseerde op 2015-L33. Written Colours. In de eerste ruimte valt te horen wat hij ervan maakte.
Kijken en nog eens kijken
Heerkens schroomt niet om lijnen na het wegtrekken van een baan tape bij te kleuren of gekleurde blokjes net niet helemaal op te vullen. Het geeft de kunst iets eerlijks, iets weldadig onvolmaakts. Soms is het niet gegrondeerde doek – een niet van een grondlaag voorziene doek – er zelfs nog doorheen te zien. Alles bij elkaar stralen de schilderijen evenwicht en rust uit. Het is helder en haast contemplatief werk om naar te kijken, weer te kijken en nog eens te kijken, totdat ze hun geheimen prijsgeven.
In de laatste ruimte volgt na alle verticale en horizontale lijnen een verrassing: doeken met diagonalen. Zijn die echter soms nou nét niet helemaal recht? Is het zinsbegoocheling? Of wil Heerkens net als Léger in zijn ook niet helemaal recht op het doek gezette Les tois de Paris (1912) – tot 2 april in het Kröller-Müller Museum – dynamiek teweegbrengen, zoals publicist en curator Jurriaan Benschop in zijn essay in de al eerdergenoemde catalogus schrijft?
Ga het ontdekken in deze kleine maar fijne tentoonstelling, de derde in de reeks Met verf, na de exposities van Steven Aalders en Klaas Kloosterboer. Na deze derde editie volgt in de zomer een expositie met werk van Paul Drissen (1963).