De korte vreugde van materiële zaken
Terwijl buiten in de stralende lentezon mensen zich eindeloos en misselijkmakend laten rondzwieren in de knetterende kermisattracties, maken Marc Mulders’ pasteuze olieverfschilderijen en lichtpsychedelische aquarellen van bloemen en schedels de bezoekers van De Hallen in Haarlem attent op de schoonheid van de eeuwige kringloop van het leven. Een verdieping hoger toont Sarah Lucas met haar sigarettensculpturen meer opstandigheid tegen deze nooit volledig vanzelfsprekende werkelijkheid van leven en dood.
In de tentoonstelling Vanitas die Sarah Lucas (London 1962) van haar eigen werk samenstelde, vormen twee zeventiende-eeuwse stillevens uit de collectie van het Frans Hals Museum het uitgangspunt. Om de medemens te wijzen op zijn onherroepelijke eindigheid schilderden Pieter Claesz en Ariaen van Nieulandt bijna afgebrande kaarsen, gestaag tikkende klokken, bloeiende bloemen en mensenschedels.
Christ, you know it ain’t easy
|
Een dergelijke schedel staat bij Sarah Lucas op een sokkel en heeft op maat gemaakte gouden tanden gekregen. Een grappig antwoord op de vraag die Van Nieulandt ten overvloede nog aan zijn toeschouwers voorlegt: ‘Ecquid sunt aliud quam breve gaudium’ (Zijn deze materiële zaken iets anders dan van korte vreugde)? Lucas lijkt met Skull (2000) te beweren dat materiële zaken je juist tot in de eeuwigheid een plezier kunnen doen.
Verleiding
Of wil ze de hedendaagse toeschouwer juist wijzen op de absurditeit van de materialistische manier waarop we ons eindige leven leiden? De twijfel over het wezen van ons bestaan lijkt ook te zijn verbeeld in de sculpturen die Lucas maakte van kledinghangers, panty’s, gloeilampen en betonnen schoenen. Ze tonen een soort kolderieke leegheid, omhulsels zonder inhoud. Ze brengt met Mary (2004) de vrouw terug tot een draadmetalen kledinghanger, twee gloeilampen in plaats van borsten en een emmer met daarin een rode lamp op kruishoogte. Hiermee verlegt Lucas het accent van de verleiding van materiële zaken naar lichamelijke. Niet alleen haar positie als vrouw, maar ook haar eigen worsteling met een hardnekkige, en uiteindelijke overwonnen rookverslaving passen hier in. Dit laatste vormde de aanleiding voor een reeks werken gemaakt van sigaretten. Naast haar lineaire zelfportret, zijn er uit deze serie in De Hallen ook een (sterk geurend) engeltje (China 2006) en een meer dan levensgrote, aan een rood kruis genagelde Christus te zien. Zowel met het verslavingsgevoelige, nadrukkelijk aardse medium, als de titel Christ you know it ain’t easy (2003), trekt ze een religieus icoon naar menselijk niveau. Ze vergelijkt haar eigen lijden met dat van een opoffering omwille van het redden van de mensheid.
Euchrastie, foto, 2006 |
Vlinders
Christelijke iconografie en vanitassymbolen worden in de tentoonstelling De zachte vacht van het sterven van Marc Mulders (Eindhoven, 1958) vermengt met de verbeelding van de levenscyclus; een gekruisigde Christus, schedels, pauwen, dode vissen en konijnen en bloemen. De vlinders die in aquarellen en collages opduiken, lijken Mulders persoonlijke variant van de zeventiende-eeuwse luchtbel te zijn; de kwetsbare schoonheid van het tijdelijke. Hij zet ze neer als beweeglijke vlekken met eindeloos veel in elkaar overvloeiende kleurschakeringen. Ze figureren onder andere in de collage Gott will es (2001). Hierin is een krantenartikel met foto verwerkt waarop te zien is hoe een christen in Djakarta door omstanders met stokken wordt geslagen. De collages vormen veelal een aanklacht tegen de menselijke ijdelheid en de vernietigende kracht die godsverering kan hebben. Naast beelden uit de hedendaagse media combineert Mulders zijn aquarellen ook met reproducties van middeleeuwse schilderijen met bijbelse taferelen. De pasteuze olieverfschilderijen die Mulders titels geeft als Bloemen/schedel en Bloemen-kruis zijn nagenoeg abstract. Net als de aquarellen hebben ook deze werken een ontelbare hoeveelheid kleuren. Omdat ze overwegend licht en helder van kleur zijn doen de enorme hoeveelheden verf op het doek toch niet zwaar aan. Mulders brengt bovendien een bepaalde diepte aan door de bovenste laag van heldere, glanzende kleuren als een reliëf op een vlakkere en verzadigde ondergrond aan te brengen.
Self-Portrait with Skull, c-print on MDF, 174,5 x 122 cm, 1997 |
Bloemen en de dood
Marc Mulders creëert een serieuze, gewijde sfeer waarbij hij met zijn kleurenpracht en zijn nadruk op het natuurlijke van de levenscyclus, de schoonheid van leven én dood wil laten zien. In het midden van de zaal maakte hij een imposant bloemstilleven. Ruim een maand na de opening waren de rozen op hun mooist, hoewel de tafel al bezaaid was met dorre bladeren en ook de tulpen hun beste tijd hadden gehad. Binnen het bloemen- en dierenrijk kunnen wij ons nog vrij gemakkelijk neerleggen bij de levenscyclus. Eten en gegeten worden, bloei en verderf; het hoort bij de natuur. Dit betrekken op ons eigen eindige leven ligt echter heel wat gevoeliger. Lucas die niet als Mulders de troostende kracht van het katholicisme kent, kan zich er dan ook minder gemakkelijk bij neerleggen. Kokketerend met haar levensbedreigende sigarettenverslaving speelt ze meer een spelletje met de dood. Met Self-portrait with Skull (1997) lijkt ze een poging te doen de dood aan haar kant te krijgen. Geconfronteerd met deze meer dan levensgrote foto waarop Lucas zichzelf zittend op de grond, met de schedel beschermend tussen haar voeten heeft vastgelegd, krijg ik sterk het gevoel dat ik aan het kortste eind trek. Ze kijkt, samen met de schedel de camera in, haar mondhoeken licht gekruld. Daar sta je dan als toeschouwer, duidelijk aan de verkeerde kant van de camera. Hoog tijd om naar buiten te gaan en een heel gevaarlijke kermisattractie uit te zoeken.