Indrukken van een luisteraar
De Israëlische schrijver en mensenrechtenactivist Nir Baram reisde een jaar lang door de bezette gebieden op de Westelijke Jordaanoever. Hij sprak met Palestijnen en Joden, met dromers en realisten van beide kanten over hun leven en toekomstbeelden. Zijn verslag biedt een genuanceerde kijk op een schijnbaar eindeloos conflict.
Angst is een slechte raadgever. Deze wijsheid is vooral van toepassing op de bouw van muren om een vijand buiten de deur te houden. Wie de grillige loop bestudeert van de scheiding tussen Joods en Palestijns gebied, wie op de kaart de nederzettingen en ‘voorposten’ ziet liggen tussen de geïsoleerde dorpen en stadjes begrijpt dat afscheidingen nooit zullen gaan werken. Baram, journalist en schrijver, probeert desondanks in zijn gesprekken een grootste gemene deler op het spoor te komen.
Grond die van niemand is?
Het landschap op de Westelijke Jordaanoever is van een bedrieglijke schoonheid. Oeroude heuvels, begroeid met olijfbomen, wachten schijnbaar op pioniers. De kolonisten vertellen hoezeer ze zich gedreven voelen door de Bijbelse verhalen. ‘De grond sprak met mij’ zegt een jonge vrouw. Ze zetten een caravan neer en gaan er van uit dat die grond van niemand is. Het lijkt niet bij ze op te komen dat dit tamelijk onwaarschijnlijk is. Vervolgens legt de Israëlische overheid een weg aan naar de zogeheten voorpost, zodat die de kiem kan worden van een nieuwe nederzetting. Als de wettige Palestijnse eigenaars zich melden worden ze weggepest, soms met veel geweld. Hun verhalen zijn schokkend.
De ander moet weg
Nir Baram heeft de gave van het luisteren. Heel soms schrijft hij op hoe hij zich voelt bij de antwoorden en hoe hij zich moet inhouden om niet te oordelen en zo het gesprek uit de rails te laten lopen. Door zijn contacten met de religieuze Joodse scholen – de jeshiva’s – en zijn activiteiten voor burgerrechten voor de Palestijnen heeft hij een groot netwerk in alle milieus. Wat steeds terugkomt is de halsstarrige houding waar het om oplossingen gaat. De ander moet weg. De Joden naar Europa of Amerika. De Palestijnen naar de omringende landen van het Midden Oosten. Een twee-staten-oplossing ziet niemand langer als realistisch: de vele Joodse enclaves, omheind en beschermd door het Israëlische leger, zullen nooit worden opgeheven. En de Palestijnen willen uiteindelijk allemaal terug naar waar ze vóór 1948 woonden.
1948 en 1967
Voor hen zijn onafhankelijkheidsoorlog en het uitroepen van de staat Israël “An Nakba” – de catastrofe. Hele dorpen werden in beslag genomen, de inwoners verdreven en soms uitgemoord. Ze belandden in de omringende landen, of in vluchtelingenkampen waar nu al de derde generatie opgroeit. Ondertussen probeerden de overlevenden van de Holocaust in het nieuwe land een bestaan op te bouwen. Baram laat zien hoe radicale invloeden aan beide kanten tot loopgraven werden waarin het eigen verhaal versteend is. Tijdens een bezoek aan een Palestijnse familie staat een jongetje hem met open mond aan te staren. Hij heeft nog nooit een Jood van dichtbij gezien. De vele pogingen tot aanzetten voor vrede gaan uit van de bezettingen na de oorlog van 1967. Maar dit jaartal is voor de Palestijnen van minder betekenis dan 1948. Het gaat om terugkeer.
Onder de nationalistische aspiraties verbergen zich religieuze verhalen. Op de Tempelberg komen deze smeulende vulkanen iedere dag tot uitbarsting. Tegelijk laat Baram sommige gelovigen aan het woord die zich met verrassend gemak een vreedzame coëxistentie kunnen voorstellen. We aanbidden immers dezelfde God, hebben dezelfde wortels, zeggen ze hoopvol.…
(…) we moeten geloven dat het mogelijk is om verzoening te bereiken. (…) Hebben we een andere optie?
Een must voor iedereen die een integer verhaal over dit conflict wil lezen.