Film / Films

Kitsch op z’n allerbest

recensie: The Grand Budapest Hotel

Voor The Grand Budapest Hotel heeft regisseur/schrijver Wes Anderson alles uit de kast gehaald. Met een droomensemble, hilarische achtervolgingen, slapstick en georganiseerde chaos in een bontgekleurd decor is dit entertainment op zijn best.

~

Bij Wes Anderson draait alles om detail, detail en nog eens detail. The Grand Budapest Hotel loopt van begin tot eind als een perfect geoliede machine met Ralph Fiennes als de draaiende motor. Met The Grand Budapest Hotel maakt Anderson zijn meest fantasierijke droom waar en overtreft hij hiermee zijn voorgaande films. Geïnspireerd door de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig schept Anderson een geanimeerde fictieve wereld tijdens een interbellum. De gevolgen van de oorlog zijn voelbaar, maar in tegenstelling tot zijn eerdere films is er in The Grand Budapest Hotel geen tijd voor sentiment of tragedie.

Verhaal in verhaal in verhaal

Het verhaal is een Shakespeariaans  ‘play within a play’ met drie prologen. In de eerste proloog  komt een jonge vrouw met een boek in haar handen bij een grafmonument en hangt een sleutel aan het monument. Het monument is van een schrijver (Tom Wilkinson) die in de tweede proloog vertelt over zijn reis naar een vervallen kuuroord in de hoge bergen van de fictieve Midden-Europese plaats Zubrowska in de jaren 60, proloog nummer drie. Hier ontmoet hij als jonge schrijver (Jude Law) de bejaarde hoteleigenaar Zero Moustafa (F. Murray Abraham). In hoofdstuk één vertelt Zero het verhaal over het fameuze hotel in 1932 met de in paarsgehulde hoffelijke en bij de oudere dames zeer geliefde conciërge Gustave H (Ralph Fiennes) als het grootste middelpunt van het hotel en de jonge Zero (nieuwkomer Tony Revolori) als diens protegé. Gustave H’s leven verandert wanneer één van zijn oudere minnaressen, de vierentachtig jaar oude Madame Celine Villeneuve Desgoffe und Taxis (Tilda Swinton), hem het onbetaalbare schilderij ‘Jongen met de appel’ nalaat.

~

Anderson weet wederom zijn vaste cast te strikken voor de meest kleine rollen. Jeff Goldblum speelt de hardvochtige familie advocaat Kovacs, Edward Norton keert terug als de zachtaardige politie inspecteur Henckles, Adrien Brody zet de onheilspellende zoon van Madame D. neer en Willem Dafoe vertolkt Dmitri’s in zwartleer gehulde handlanger. Er zijn echter ook een paar nieuwe gezichten te zien waaronder Ralph Fiennes. De veelzijdige Brit steelt de show als de galante conciërge met zijn uitbarstingen en romantische gedichten. Fiennes’ timing is tot op de seconde precies en laat een andere kant van zijn capaciteiten als acteur zien. Het uitbundige hotel fungeert als een verlengstuk van zijn kleurrijke personage en staat of valt met hem.

Pietje Precies

~

De vormgeving in The Grand Budapest Hotel is tot in het kleinste detail nauwkeurig uitgewerkt. De precisie waarmee Anderson werkt, lijkt soms wel obsessief. Alles lijkt te draaien om de compositie, de symmetrie en niet zozeer om het verhaal.  Zo is hij een genie in het creëren van diepte in compacte ruimtes en geeft hij met zijn unieke cameravoering de indruk alsof sommige scènes bewegende schilderijen zijn. Met de erg strakke choreografie worden de vrijheden van de acteurs beperkt, maar dit is gezien de beperkte ruimte en de hoge snelheid ook noodzakelijk. Concluderend kunnen we stellen dat The Grand Budapest Hotel een must is voor Anderson-liefhebbers en een openbaring voor de Anderson-leken.