Film / Films

Afstandelijke verfilming van een aangrijpend boek

recensie: De eenzaamheid van de priemgetallen

Het boek De eenzaamheid van de priemgetallen (La Solitudine dei Numeri Primi) heeft weinig baat bij de overstap naar film. Zelden kwam een aangrijpend verhaal zo slecht uit de verf.

Tijdsprongen

~

De bestseller ‘De eenzaamheid van de priemgetallen’ van Paolo Giordano begint met een ijzingwekkende scène waarin een jong meisje door haar vader op een skilift wordt gezet, terwijl ze protesteert dat ze niet wil omdat ze nodig moet plassen. Het hoofdstuk eindigt met een huilend kind met een natte vlek op haar skipak dat eenzaam achterblijft in de sneeuw. Net als de rest van het boek is het stuk zo beeldend geschreven dat een verfilming ervan bijna dubbelop aanvoelt.

Echt verbazingwekkend blijkt dan dat regisseur Saverio Costanzo zijn film niet begint met de skiscène, maar ergens in het midden van het boek. Vervolgens springt hij heen en weer in de tijd. De eenzaamheid van de priemgetallen gaat over Alice en Mattia, twee verschoppelingen die niet goed in de rest van de wereld passen. Het duurt echter lang voordat dat in de film duidelijk wordt, door de tijdsprongen en de veelheid aan acteurs. Zeker voor wie het boek niet gelezen heeft, kan het even duren voordat de rolverdeling duidelijk wordt.

Associatief

~

Daar komt bij dat de scènes nogal associatief van aard zijn. In die zin heeft Costanzo het werk van Giordano goed bestudeerd. Ook hij liet schijnbaar willekeurige fragmenten zien van wat hen overkwam. Het is een schrijfstijl die zich minder goed leent voor film, zo blijkt. Bij gebrek aan uitleg ziet men twee mensen om elkaar heen draaien, zonder dat ooit helemaal duidelijk wordt wat hen mankeert. Alice (Alba Rohrwacher) eet niet, terwijl Mattia (Luca Marinelli) zichzelf snijdt. Waarom precies? Eerder heeft Costanzo laten zien dat beiden kampen met een jeugdtrauma en met egocentrische ouders. Toch is de afstand tot deze in zichzelf gekeerde personages zo groot dat het uitgemergelde lichaam van Rohrwacher net zo min emotie oproept als wanneer Mattia zich middenin de klas in zijn hand steekt. De uitleg over tweelingpriemgetallen, die eenzame nummers die door niks te delen zijn dan door zichzelf en door één en die vlak bij elkaar staan maar elkaar toch nooit raken, is in het boek veelzeggend. In de film komt de uitleg totaal uit de lucht vallen, waar het op de vloer belandt zonder dat er iets mee gebeurt.

In zichzelf gekeerd
Er zijn momenten waarop De eenzaamheid van de priemgetallen wel overtuigt. In een schrijnende scène dwingt een klasgenoot Alice om een snoepje te eten dat ze over de vieze vloer van de gymkleedkamer heeft gewreven. De zielenroerselen van Mattia blijven echter de hele film lang in het ongewisse. Zijn personage is weliswaar briljant op een soort autistische manier, maar dat zou niet hoeven verhinderen dat het publiek met hem meevoelt. De acteurs schieten niet tekort, het is het scenario zelf dat van elke duiding verstoken blijft.

~

Het lijkt alsof de regisseur meer aandacht had voor het uiterlijk van de film. Dat is vaak oogstrelend, soms op het randje van kitsch en soms eroverheen (donder en bliksem als Mattia zijn zusje kwijtraakt). Mattia en Alice zijn moeilijke, contactgestoorde personages. Het lijkt alsof Costanzo ze al van te voren heeft opgegeven, terwijl Giordano de lezer van zijn boek aanspoorde om ze beter te leren kennen.