Recht en onrecht op het grote doek – deel 1
Terwijl politiek Den Haag in de ban was van de Nucleaire Top, vond in het Haags filmhuis en het daaraan verwante Spui Theater het Movies That Matter filmfestival plaats. Het festival, opgericht in 2006, bood ook dit jaar weer een gevarieerd programma aan van films waarin mensenrechten centraal staan. In dit eerste deel aandacht voor nucleaire energie, mensonterende beproevingen in Eritrea en Cambodja en de hoogtepunten van het filmisch aanbod.
De Belgische essay-film Snake Dance is in dat opzicht genuanceerder. De film is een samenwerking tussen regisseur Manu Riche en de Britse schrijver Patrick Marnham. Met Marnhams voice-over wordt de kijker meegevoerd in een poëtisch gekleurde reis, waarbij er een verband gelegd wordt tussen de uitvinder van de atoombom en de Duitse antropoloog Aby Warburg, die onderzoek deed naar de Pueblo-Indianen uit Los Alamos. Deze indianen werden later ingehuurd om in het geheim mee te bouwen aan de eerste atoombom. Ondanks het heftige en omstreden onderwerp, hanteert de film een haast meditatief karakter. Persoonlijke overpeinzingen gaan samen met feitelijkheden, die overigens wel schokkend zijn: zo blijken de atoombommen die de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki verwoestten een test. Ondanks de veelheid aan informatie, bevat de film ook wat uitstapjes; van de Alamos woestijn, via de uraniummijnen in Congo naar het onlangs door een kernramp getroffen Japan. Daardoor voelt de film niet te zwaar of te geforceerd aan. Het is een gebalanceerd, doch breed uitgemeten geheel geworden waarin de mooie beelden samengaan met de angst voor wat de nucleaire toekomst, en de rol die de mensheid hierin speelt, ons gaat brengen.
Sound of Torture En dan over naar tastbare ellende op het doek. In Keren Shayos documentaire , tevens publieksprijswinnaar van het festival, wordt getoond hoe mensenrechtenactivist Meron Estefanos strijdt voor haar Eritrese landgenoten. De situatie is ronduit schrijnend en mensonterend: naar Israël vluchtende Eritreeërs worden door Bedoeïenen gegijzeld in de Sinaï-woestijn, met als doel grote sommen losgeld voor hun vrijlating te kunnen opeisen. De in Zweden woonachtige Meron legt via haar radioprogramma contact met de vluchtelingen, wiens persoonlijke ontberingen niet onberoerd laten. Verkrachtingen en martelingen zijn aan de orde van de dag, wat uitputting en vaak ook de dood tot gevolg heeft. Zonder teveel in te spelen op de emoties, maakt de filmmaker duidelijk dat Meron een eenzame strijd voert. Ondanks haar pogingen om regeringen en organisaties bewust te maken van de gruweldaden die haar landgenoten ondergaan, is er sprake van een ‘kop in het zand’ mentaliteit. De ronduit gruwelijke beeld- en geluidopnames van de vluchtelingen, spreken voor zich en slaan in als een mokerslag. Je vraagt je als kijker af hoeveel ellende een mens kan ondergaan en wat er nog van je over blijft. Het antwoord op die vraag wordt treffend weergegeven in een scène waarin Meron in Israël een van de vluchtelingen ontmoet, wiens menselijk lijden diepe sporen heeft nagelaten. Het is te hopen dat Shayos film bijdraagt aan de aandacht, waarnaar Meron zo hard op zoek is.
Rithy Panhs The Missing Picture is ook een film die bol staat van ellende. Panh toont het Cambodja ten tijden van de Rode Khmer, overigens al eerder verbeeld in zijn snoeiharde documentaire S21: The Khmer Rouge Killing Machine. In tegenstelling tot S21 is The Missing Picture een persoonlijk document. De vraag die centraal staat, is wat het missende plaatje is. Panh, overlevende van het regime van Pol Pot, heeft alle plaatjes echter als herinneringen in zijn hoofd zitten. Onverwoestbare herinneringen aan mooie, maar ook gruwelijke tijden. Herinneringen die verbeeld worden aan de hand van kleien figuurtjes, die zowel Panhs familie, medegevangenen als bewakers voorstellen en in verschillende ensceneringen worden gebruikt. Bijgestaan door een enkele foto, die bewaard en gespaard is gebleven. The Missing Picture kent een repetitief karakter. Naar het einde toe vertelt Panh vooral over het valse plaatje dat de Rode Khmer het land voorhield en de werkelijke intentie die erachter stak. Een wat kortere speelduur had de film niet misstaan, maar dat is de enige kritiek op deze uniek gebrachte getuigenis.
Buiten de vele documentaires die het festival vertoonde was er ook op fictief gebied wat te halen. De keuzes voor 12 Years a Slave, Fruitvale Station en Hannah Arendt waren wat gemakkelijk en weinig verrassend. Die films kenden immers al grote bioscoopreleases en hebben al de nodige (internationale) aandacht gekregen. Interessanter is het oeuvre van Danis Tanović aan wie Movies That Matter terecht een retrospectief wijdde. Zijn Cirkus Columbia was al te zien op een eerdere editie van het IFRR en gooide toen hoge ogen onder het publiek. Niet verwonderlijk, want Cirkus Columbia is niets minder dan een bescheiden meesterwerk. Analoog gefilmd toont Tanović de verwikkelingen van een gezin in de einddagen van voormalig Joegoslavië. Er zijn geen helden, of anti-helden. Ieder personage wordt getoond met zijn goede en mindere kanten, waarbij de politiek voor steeds meer verdeeldheid zorgt onder een eens rustig en idyllisch dorp. De film is een perfecte balans van humor en tragiek en levert een mooi menselijk drama op.Een stuk duisterder is het Iraanse Manuscripts Don’t Burn van Mohammad Rasoulof. Zijn politieke thriller vormt een keiharde aanklacht tegen corruptie en censuur. Twee politiemannen worden ingehuurd om een manuscript, dat onthullende informatie bevat over een busincident waarbij de overheid betrokken was, in handen te krijgen. Dat zij hierbij het geweld niet schuwen, wordt op letterlijk verstikkende wijze duidelijk gemaakt. De verborgen agenda die gehanteerd wordt, het zuiveren van dissidenten, het beroep op God en de rol van de staat: Manuscripts don’t Burn legt dit alles op onthullende wijze bloot. Niet voor niets is de film verboden in Iran, waar de film in het geheim opgenomen werd.