Visitekaartje voor Hollywood
Het Zweedse Evil (2003), een late verfilming van het boek van Jan Guillou (1981), werd in 2004 genomineerd voor een Oscar voor beste buitenlandse film. Geen wonder, want het is een gladde verkrachting van het origineel − vereenvoudigd, gecensureerd, gestroomlijnd en ontdaan van nuance.
Het kwaad (Ondskan) is een klassieke en in thuisland geliefde Bildungsroman die zich in de jaren 50 afspeelt. De tiener Erik Ponti krijgt dagelijks een wanstaltige afranseling van zijn vader, terwijl hij op en rond school met harde hand een gevreesde bende leidt. Als hij het al te bont maakt, vertrekt hij naar een kostschool, waar hij moet zien te overleven tussen sadisten in een wreed klassensysteem. De kern van het boek is hoe Erik met geweld omgaat: hoe hij het probeert te incasseren, te ontwijken, uit te voeren, te doseren en uiteindelijk te overwinnen. Regisseur (en co-scenarist) Mikael Håfström heeft zich bij het verfilmen van het boek nogal wat vrijheden verworven, die van Evil een visitekaartje voor Hollywood maken.
Harde klappen
Sommige aanpassingen lijken onschuldig: de sadistische vader is in de film een stiefvader, en dus een iets afstandelijker monster. Het afschuwelijke, in minieme details opgetekende geweld is om begrijpelijke redenen sterk afgezwakt, hoewel er een paar harde klappen vallen. De plot is drastisch gecomprimeerd: allerlei episodes zijn verdwenen, ingekort, verplaatst of samengevoegd. Ook dit is nauwelijks een probleem, en het werkt in veel gevallen zelfs uitstekend, omdat de film er meer coherent en vlot van wordt. Håfström opteerde ook niet voor de voor de hand liggende voice-over, waardoor de film een frisse indruk geeft.
Een andere aanpassing is wel degelijk een probleem: Eriks romance met een Finse serveerster is danig uitgebreid. De dame verschijnt al veel eerder ten tonele, en vormt hier een veel grotere drijfveer voor Eriks acties dan in het boek. Deze Hollywood-achtige clichérelatie is op zich niet storend, maar geldt wel als vervanging voor de diepere dimensies van het boek, namelijk Eriks worsteling met onrecht en geweld, zijn ambivalente houding tegenover geweld en zijn hang naar vrijheid en onafhankelijkheid. Hiermee wordt Evil als verfilming verpest: wat in het boek terecht als bijzaak fungeerde, wordt de zwakke spil van de film, en waar het in het boek om draait, resteert in een handvol oppervlakkige scènes. Wanneer Erik zijn frustraties uitroept, zijn ambities kenbaar maakt of gesprekken voert over de dynamiek van macht en geweld, had dat in het boek een betekenis die in de film ver te zoeken is. Het effect in zulke scènes is belachelijk – ze lijken gehaaste pogingen om de film toch nog een zweem van diepgang mee te geven.
Sneltrein
Ten tweede raast de film zo snel door het eerste deel van het boek heen, dat Håfström de cruciale karakterisering overslaat. We vangen wat glimpen op van Erik als slachtoffer van zijn stiefvader en als schoolboefje, maar meer ook niet. Het karakter dat in het boek neergezet wordt, met al zijn angst, hoop, walging en verlangen, is in de film niet meer dan een machoknaap die gekleineerd wordt. De debuterende Andreas Wilson vertolkt Erik in dit opzicht uitstekend: met stuurse blik en vlotte tong doet hij het weinige dat de eendimensionale rol van hem vereist. Met zo’n hoofdpersoon, en een romance ten faveure van psychologische diepgang, werkt Evil prima als hapklaar entertainment; ook omdat decors, enscenering, tempo en acteerwerk dik in orde zijn. Voor een integere verfilming van het boek moet je bij Håfström echter niet wezen. Deze tactiek heeft in ieder geval zijn vruchten afgeworpen: de Zweed is sinds zijn Oscarnominatie een gewilde Hollywood-huurling, komende week actueel met de Stephen King-verfilming 1408.
De Nederlandse vertaling van Het kwaad verscheen in 2004 bij uitgever De Fontein.