Film / Films

Naar muziek moet je luisteren

recensie: Jazz is my religion

Jules Deelder is bovenal dichter, meent hij zelf. Maar de afgelopen jaren trad hij steeds meer naar buiten met zijn passie voor jazz. In een onstuitbare verzameldrang heeft Deelder een ongekende collectie jazzplaten bij elkaar gebracht – en van iedere plaat kent hij alle details. Hij bracht de pareltjes uit die collectie bijeen op drie prachtige cd’s (Deelder draait, Deelder draait door en Deelder blijft draaien) en draait zijn eigen favorieten als dj op gezellige dansavonden. En nu is er dan de dvd over zijn passie: Jazz is my religion.

~

Deelder is een icoon in de moderne Nederlandse cultuur, en verdient – ongeacht wat je van de man vindt – alleen daarom al een mooi portret. Filmmaker en fotograaf Gerard Wessel heeft daar zijn uiterste best voor gedaan. De film is deels in kleur en deels in 8 en 16 millimeter zwart-wit. Vooral in die kleurloze beelden creëert hij een sfeer die past bij de oude jazz. Wessels: “Ik wilde Jules vastleggen in de stijl van zijn favoriete jaren veertig en vijftig; in stemmig zwart-wit met een groffe korrel.” Jazz is my religion is zodoende een mooi vormgegeven film, maar inhoudelijk valt er wel wat op af te dingen. Wessel, die ook het scenario voor zijn rekening heeft genomen, lijkt aan de hand van de jazz een portret van Deelder als geheel te willen neerzetten. Daar gaat het echter mis: inhoudelijke uitstapjes naar de Tweede Wereldoorlog en het onvermijdelijke drugsgebruik zijn evenwel interessant, maar maken de film onevenwichtig.

Interviews

Deelder kan gepassioneerd praten over jazz, maar zelf geeft hij ook al aan dat je eigenlijk niet moet praten over muziek, maar er naar moet luisteren. Daarin schuilt ook de kracht van de film: sfeervolle beelden op bijvoorbeeld het strand (spelende hondjes, surfers, Deelder op een bunker) met fantastische muziek eronder gemonteerd.

~

Wellicht juist omdat alleen praten over jazz niet zo heel boeiend is, probeert Wessel verder te gaan en de gehele Deelder te portretteren. Interviews met onder andere Simon Vinkenoog, Bart Chabot en Deelders acht jaar oudere zus bieden een aardig beeld van de persoon, hoewel Bart Chabot – als altijd – beter uit de film geknipt had kunnen worden. Met zijn boek over Herman Brood prominent voor zich vertelt Chabot niets van jazz te weten. Hij is een vriend van Deelder, maar dit levert, zoals zo vaak bij Chabot, weinig op.

Spelen op de bunker

Ook de delen over zijn drugsgebruik en interesse in de Tweede Wereldoorlog hangen er een beetje losjes erbij. De verbanden met jazz worden wel gelegd: jazzmusici verloren zich in de drugs, en inspireerden Deelder naar eigen zeggen om ook te gaan experimenteren. En de nazi’s verfoeiden tijdens hun macht de op dat moment zo hippe zwarte muziek. Maar echte logica zit er niet in het verhaal. Deze passie van Deelder wordt slechts oppervlakkig aangestipt, en valt zodoende tussen wal en schip. Dat neemt overigens niet weg dat de beelden ook hier weer erg mooi zijn: Deelder die met collega’s op bunkers klimt, daar muziek maakt, zingt, dicht. Wessel heeft een goed oog voor beeld, maar heeft moeite een sterk verhaal te vertellen.