Een passievol portret

Zestien jaar lang is Andy Garcia bezig geweest met het verwezenlijken van zijn droom: een film over zijn geboortestad Havana. In zijn regiedebuut The Lost City gaat hij terug naar het Havana waar hij als kleine jongen met zijn familie vandaan vluchtte.
Cuba, 1958. Onder het bewind van president Batista is het land verworden tot ‘pleasure island’. Het nachtleven floreert en maffiosi en rijke Amerikanen nemen met Batista’s welbevinden het eiland over, terwijl het gewone volk snel armer wordt. Tegen deze achtergrond maakt de kijker kennis met de welgestelde familie Fellove. De op handen zijnde revolutie leidt tot spanningen in het gezin; terwijl de oudste zoon Fico (Garcia) als eigenaar van de vermaarde nachtclub Tropicana geen partij kiest, sluiten zijn jongere broers Luis en Ricardo zich ieder naar eigen inzicht aan bij de revolutie.
Microkosmos
~
Hommage
De situatie die Fico, gespeeld door Garcia, meemaakt is er een die de kleine Andy Garcia zelf ondervond. Samen met zijn familie verruilde hij begin jaren zestig Cuba voor de Verenigde Staten. Net als veel gevluchte landgenoten, houdt Garcia nog steeds van zijn vaderland. The Lost City is naast een reconstructie van de opkomende revolutie aan de hand van de Felloves dan ook vooral een hommage aan Cuba. Garcia geeft een romantische beeld van het nachtleven in het Havana van vóór de revolutie. De film is doorspekt met ritmische Cubaanse muziek en sfeervolle beelden van het jetsetleven in Havana.
Curieus
~
Ook de gebruikte archiefbeelden van Guevara en Castro komen een beetje vanuit het niets binnenvallen. Dat is dan ook het manco van de film; voordat The Lost City eenheid krijgt zijn we een stuk verder. Echter, waar menig film van bijna twee en een half uur verzandt in herhalingen of overbodige verhaallijnen, daar wint The Lost City allengs aan kracht. Prachtige scènes met een verscheurde familie Fellove en een niet te vermijden vlucht van Fico naar New York, laten Garcia’s liefde voor Cuba én het filmvak duidelijk zien.