Nieuw werk uit het verre oosten
.
Globalisering heeft de afgelopen decennia Zuidoost Aziatische kunst dichterbij de westerse liefhebber gebracht. De hedendaagse stromingen hebben inmiddels een belangrijke eigen positie op de kunstmarkt verworven. Twee boeken geven een overzicht van recent werk uit het Verre Oosten.
Prestel licht 30 Koreaanse kunstenaars uit. Cypi etaleert 55 nieuwe Chinese gezichten van de moderne kunst. De stromingen in schilderwerk, installaties en fotografie komen in beide boeken aan bod. De kunstenaars krijgen in de boeken hun eigen pagina’s met een beknopte presentatie in tekst en beeld. Ondanks deze overeenkomsten is de kwaliteit van de boeken nogal verschillend. Het Koreaanse boek is fascinerend, de nieuwe Chinese lichting lijkt echter ingeslapen nadat enkele jaren geleden de luchtbel van investeringen in Chinese kunst barstte.
Intrigerend beeld van scherp commentaar
Korean Contemporary Art presenteert een brede en solide selectie van werk. Een voorbeeld is het werk met de acht herten die in een vurige rondedans hangen als een mobile perpetuum. Michael Joo maakte met Remote Sense (Alpha Helix) een complex commentaar op boeddhisme en de moderne maatschappij. Herten refereren aan de eerste toespraken van de Buddha die voor het eerst zijn leer verkondigde. Joo’s werk refereert vaker aan boeddhisme en levert altijd technologisch complex werk waarin wetenschappelijk denken en kunst heel dicht op elkaar zitten. Het werk is een van de beste voorbeelden van de technologisch onderlegde kunst van de Koreanen.
De combinatie van wetenschap en esthetiek doet zich ook aan in Hyongkoo Lee’s werk. Vrolijke skeletten die bijna tekenfilmfiguren zijn. Kim Beom personificeert heel slim de betekenis van gebruiksvoorwerpen. Pregnant Hammer en Objects being taught they are nothing but tools lokken de kijker uit om met ironie naar de voorwerpen die ze dagelijks praktisch gebruiken te kijken. Hij lijkt erkenning voor hun centrale positie in het menselijk bestaan te willen bewerkstelligen. In totaliteit laat het boek een intrigerend beeld zien van scherp maatschappelijk commentaar vaak met humor ingekleed.
Veilig figuratief werk
De nieuwe Chinese gezichten in het Cypi boek maken nogal veilig werk. Geen cynisme, weinig politiek en zelfs geen pop. De nieuwe stroming biedt vooral figuratief schilderwerk althans volgens New Faces New Works. Twee exponenten van de opvallende hoeveelheid figuratief werk zijn Feng Hanping en Meng Houjun. Hanpings werk is magisch realisme dat weinig uniek is. Fantasiewerelden met witte paarden in winterlandschappen die zo lijken voort te komen uit de huiskamer van de hoofdpersoon. CS Lewis is er niks bij. Houjun zet de urbane mens af tegen natuur en met name herten komen veel terug. Zijn werk heeft meer conflict weer met de Chinese maatschappij weer. Geïsoleerde moderne mensen bevinden zich in een achtergrond van herinneringen van communistisch China.
De interessantere werken zijn afkomstig van beeldhouwers Ying Xinxun en Yan Bing. Xinxun gebruikt leer als grondstof. Het leer wordt door haar zo bewerkt dat het transparant wordt. Van deze materie die lijkt op oud plastic maakt ze grote en kleine objecten, zoals de Urban Fragments serie. Bing is diep geworteld in haar boerenafkomst. Klei is een veelgebruikt element in haar kunstwerken. De installatie Boxes is een minimalistische etalering van houten dozen met aarde erin. Het roept onwillekeurig de associatie met het terracottaleger op, maar dan kleiner en teruggebracht naar een minieme essentie. Helaas vormen deze hoogtepunten een minderheid in het boek.
Onderliggende keuzes
Het is niet helemaal eerlijk om de bijdragen in de twee boeken te vergelijken. De Koreaanse kunstenaars in het Prestel boek hebben een langere carrière achter de rug en zijn kosmopolieten, velen werken in Amerika. De Chinese kunstenaars in het Cypi boek zijn voornamelijk kunstenaars uit het officiële circuit. De selectiecommissie van het boek bestaat uit kunstcritici van het Chinese mainland. Dat snijdende politieke commentaren of verzet tot een minimum beperkt zijn kan dus liggen aan de selectiemethode.
Wat onmiskenbaar terugkomt in beide boeken is de symboliek van de samenleving en natuurlijk referenties aan boeddhisme. In de Chinese kunst is dit te zien in de weergaven van urbane of juist fantasietaferelen. De Koreaanse kunstenaars gebruiken het beeld van het netwerk als metafoor voor de samenleving, de veelheid van individuen in een harmonisch georganiseerd geheel. De conclusie dat in het oosten een revival van figuratief werk plaatsvindt die zich niets aantrekt van het cynisch realisme van de vorige generatie is interessant. Het is jammer dat dit bij de jonge Chinese generatie geen interessanter werk oplevert.