Boeken / Non-fictie

‘Propaganda is geen dogma maar de kunst van elasticiteit’

recensie: Willem Melching en Marcel Stuivenga - Joseph Goebbels, Hitlers spindoctor. Een selectie uit de dagboeken 1933-1945

Joseph Goebbels (1897-1945) had als student een relatie met een half-Joodse vrouw en was verzot op Russische literatuur. Aan Hitlers zijde veranderde Goebbels in een rabiate antisemiet. Het Rusland van Tolstoj beschouwde hij inmiddels als de aartsvijand.

Door de ontmoeting met Hitler in 1924 kreeg het leven van de onzekere en vaak depressieve Goebbels eindelijk zin. In Hitler zag hij een messias-achtige vaderfiguur, die hem door het geven van complimentjes bevredigde in zijn permanente hang naar bevestiging. Maar daarvoor moest Goebbels wel zijn wereldbeeld spiegelen aan dat van Hitler. Voortdurend was Goebbels bang om uit de gratie van de Führer te raken. In zijn dagboeken komt Goebbels dan ook behoorlijk behaagziek over.

Helaas leveren de dagboeken van Goebbels geen samenhangende politieke ideeën op. Wel geven ze nauwgezet de gedachten van Hitler weer. In de bloemlezing van Willem Melching en Marcel Stuivenga staat een zeldzaam citaat van Hitler. Daaruit blijkt hoe Hitler al in december 1939 over Engeland dacht. ‘Ik wil Engeland verslaan, koste wat het kost. En daarop richt ik mijn volledige denken en doen. Geen film, theater en muziek meer voor mij. Engeland verslaan!’ De belangrijkste ontwikkelingen ten tijde van het Derde Rijk worden door Melching en Stuivenga in korte, strak geschreven intermezzo’s benoemd.

Meesterlijke propaganda
In de strijd om de gunst van het volk begreep Goebbels goed het belang van moderne media en technologieën. Zo was Hitler tijdens de door Goebbels bedachte verkiezingscampagne van 1930 en 1932 de eerste politicus die zich per vliegtuig verplaatste. Daardoor ontstond het beeld van de alom aanwezige leider. Om het bereik van de nazi’s te vergroten wilde Goebbels iedere Duitser een radio bezorgen. Verder hield Goebbels de ontwikkelingen op het gebied van televisie nauwlettend in de gaten. Televisiepionier Paul Nipkow kreeg in 1940 op voorspraak van Hitler zelfs een staatsbegrafenis.

Als minister van Propaganda hield Goebbels opvallend genoeg van openheid. Over de publieke opinie moest niet te krampachtig worden gedaan en de pers mocht niet te veel worden afgeremd. De essentie van propaganda was volgens Goebbels heel simpel: ‘Je moet in telkens wisselende vormen eeuwig hetzelfde zeggen. (…) Het volk moet door voortdurende herhaling doordrongen worden van onze beginselen.’ De amusementfilms, die onder Goebbels’ leiding werden geproduceerd, waren daarvoor het beste middel. De film Jud Süß (1940), waarin de antisemitische boodschap subtiel in een historisch kostuumdrama werd verpakt, was zijn huzarenstuk.

Peperzakken
Nederland is in de selectie van Melching en Stuivenga goed vertegenwoordigd. Zo omschreef Goebbels NSB-leider Mussert als een ‘beetje onzelfstandig, maar vol idealisme.’ Prins Bernhard werd door Goebbels in de pers afgemaakt. Na het uitstellen van de aanval op West-Europa schold hij de Nederlanders uit voor ‘peperzakken’. Ook de Februaristaking van 1941 wordt genoemd: ‘Je moet de Hollanders hun portemonnee en hun gezelligheid afpakken. Ik stel een boete van 50 miljoen gulden voor.’

De nadruk op Nederland heeft ook een keerzijde. De samenstellers moesten keuzes maken. Goebbels’ reactie na de moord op Reinhard Heydrich in Praag op 27 mei 1942 ontbreekt bijvoorbeeld. Heydrich was medearchitect van de ‘Endlösung’ en zijn dood zorgde voor een schokgolf binnen de nazi-top. Niet alleen speculeerde Goebbels wie er achter de aanslag zat, maar hij kondigde ook nog rigoureuzere acties tegen de Joden van Berlijn af. Toch is de omissie niet storend. Alleen al Goebbels rake typering van Hermann Göring – ‘Göring komt. Jammer, hij heeft geen nieuw uniform aan!’ – maken dit boek voor de geïnteresseerde onmisbaar.