Een veelbelovende jongeman
Met het zevende deel van WFH’s verzamelde werk zijn we aanbeland bij de verhalen en novellen, te beginnen met het trio vroege bundels Moedwil en misverstand, Paranoia en Een landingspoging op Newfoundland – alledrie naar de laatst verschenen edities. Hermans wijzigde namelijk nog al eens wat bij herdrukken, voegde soms hele verhalen toe maar liet die net zo makkelijk weer vervallen. Dat staat allemaal weer beschreven in een uitgebreide verantwoording bij dit deel.
De gemiddelde lezer zal het in deze moeilijke tijden wellicht ontgaan, maar wijlen Willem Frederik Hermans was een groot schrijver. Niet de grootste die we ooit hebben gehad en zelfs niet de op één na grootste. Hij zal ergens op plaats vijf of zes komen, wat toch nog een hele prestatie is, daarover geen misverstand.
Meermalen heeft Hermans lopen roepen dat hij eigenlijk een verhalenschrijver was. Daar is iets voor te zeggen, al neig ik zelf tot de opvatting dat hij voor alles een teveelschrijver was, wiens oeuvre bij herlezing wordt ontsierd door enorme missers – de roman Au Pair voorop – die het zicht belemmeren op de werkelijk grote literatuur waartoe hij ook in staat was, met aan de top naast een handvol verhalen en polemieken zijn Donkere kamer van Damocles.
Excelleren
Hermans excelleert in deze verhalen in het aannemelijk maken van de onnavolgbaarste wendingen, maar toont zich ook een groot psychologisch talent, dat met zijn fijnste lancet de weerzinwekkendste en toch ook weer diep menselijke aberraties blootlegt. Dat die laatste in ieder geval gedeeltelijk voortspruiten uit de persoonlijke omstandigheden van de schrijver, is met wat we weten van diens biografie geen al te boude veronderstelling. In de verhalen komen opvallend veel veelbelovende jongelieden voor, die gefnuikt door de omstandigheden op een weinig grootse wijze ten onder gaan aan het leven. Hij noemde zelfs een heel verhaal naar deze soort: een hilarisch – want Hermans was ook een humorist van formaat – verslag van de werdegang die een mislukte dichter ondergaat.
Hermans beschrijft niet alleen met een Nabokoviaans plezier in details de over elkaar struikelende tegenslagen, maar haalt in een terzijde dat weinig met de plot van doen heeft en passant nog even genadeloos uit naar de literaire wereld, waar hij met frisse tegenzin in rondspartelde. Vooral de zelfbenoemde geestelijke erfgenamen van Forum moeten het ontgelden.
De verhalen in dit zevende deel bevatten thema’s en motieven die we ook terugvinden in romans als Nooit meer slapen en de al genoemde Donkere kamer, waarvan het titelverhaal van Paranoia een voorstudie lijkt (man ziet portret van gezochte SS-man en gelooft dat hij het was: een spel met identiteiten waar Hermans patent op had).
Het verschijningsschema van de Volledige Werken is al bekend en we krijgen nog heel wat fraais, maar met dit deel is inmiddels al een voorlopig hoogtepunt bereikt, wat fijn is voor projectleider Annemarie Kets – inderdaad dezelfde die indertijd door Hermans aan stukken werd gereten uit onvrede over haar bezorging van de Havelaar. Een subtiel detail dat in al zijn uitzichtloze verschrikking zo in een verhaal van Hermans had gekund.