Boeken / Non-fictie

Zelfmoord is niet literair

recensie: Udo Grashoff (red.) - Ik sluit nu maar af. Zelfmoordbrieven

“Het is mijns inziens hoognodig dat deze maatschappij net zo veel oog krijgt voor het falen dat zich dagelijks voltrekt als voor het slagen.” Udo Grashoff heeft een bijzondere verzamelbundel uitgebracht. Het boek Ik sluit nu maar af bestaat uit 50 brieven die mensen schreven voor hun zelfmoord.

De brieven zijn afkomstig uit dossiers van politie, het ministerie van Volksgezondheid, het partij-apparaat van de SED en het ministerie van Staatsveiligheid van de DDR en uit medische dissertaties uit de Bondsrepubliek Duitsland. Grashoff vond de brieven tijdens het onderzoek voor zijn dissertatie. Ze maakten grote indruk op hem en grepen hem zo aan, dat hij besloot om naast zijn wetenschappelijke dissertatie ook een aantal brieven voor een breder publiek te publiceren.

Duitse degelijkheid

~

Het brievenboek (het is toch wel een beetje cru om van bloemlezing te spreken) wordt vooraf gegaan door een inleiding van de hand van Grashoff. Het is een gedegen inleiding over de herkomst van het woord zelfmoord en de sleutelwoorden in de brieven waaruit de verschillende redenen blijken die mensen hadden om een einde aan hun leven te maken. Zoals de vrouw die haar man naar gene zijde volgt omdat ze zoveel van hem houdt dat ze niet zonder hem kan leven, of de depressieve tieners die geen toekomst voor deze wereld meer zien – en dus ook niet voor zichzelf.

Tegelijkertijd blijkt uit de inleiding ook hoezeer suïcide een cultureel fenomeen is: waar Grashoff van taboes rondom vrijwillige levensbeëindiging bij ondraaglijk lijden rept, is in Nederland het idee van euthanasie al veel meer geaccepteerd. Zo zijn er meer verwijzingen die niet in de Nederlandse culturele bagage zitten. De commotie rondom de zelfmoord van Hannelore Kohl is grotendeels aan ons voorbij gegaan en de verschillen in attitude tussen de DDR en de Bondsrepubliek zijn voor ons als Nederlanders lang niet zo vanzelfsprekend. Grashoff heeft wellicht aan een internationaal publiek gedacht, want hij legt veel uit. Desondanks leest de inleiding net niet prettig weg, er zijn teveel kleine culturele haperingen waar de aandacht blijft steken.

De brieven

De 50 brieven hebben elk een nummer en worden vergezeld door een korte uitleg over de persoon die ze geschreven heeft. Voorletter, leeftijd en beroep geven een indruk om wie het gaat en verder wordt de toedracht van de zelfmoord verteld, evenals eventuele bijzonderheden. Zo werd het zelfmoordpamflet (brief 28) van de twee 17-jarigen die geen toekomst meer zagen, later met toestemming van de ouders gepubliceerd door een medewerker van de telefonische hulpdienst. Op deze wijze wilde hij ouders oproepen met hun kinderen te praten over wensen, verlangens en gevoelens. Het ‘snoesje’ aan wie brief 4 is gericht, waarin de briefschrijver hoopt dat zij zonder hem gelukkig wordt maar hij niet zonder haar kan leven, werd na lezing van de brief zo overmand door schuldgevoelens dat ook zij zelfmoord pleegde.

De toelichting verheldert de inhoud van de brieven en schept een kader waarbinnen ze begrepen kunnen worden. De meeste brieven zelf zijn namelijk, zoals Grashoff al waarschuwt in zijn inleiding, verre van eenduidig. Brief 45 is daarop een duidelijke uitzondering. Er wordt een berekening gemaakt van inkomsten en uitgaven, waaruit de briefschrijver concludeert dat er genoeg over blijft voor “één keer goed leven en dan sterven”. Brief 46 daarentegen rept alleen van onverdraaglijke pijn en de schrijfster vraagt haar kinderen om vergiffenis.

Het is een luguber idee om vijftig brieven te lezen van mensen die besloten hebben niet verder te leven – en die dat besluit ook hebben uitgevoerd. Tegelijkertijd laat het boek ook zien hoe menselijk en gewoon deze lieden waren. De teksten hebben hetzelfde literaire niveau als de liefdesgedichten op Candlelight-radio. Het is maar aan zeer weinig mensen gegeven om met woorden de diepte en kracht van hun gevoelens te evenaren. Udo Grashoff laat op overtuigende wijze zien dat het in het leven niet gaat om hoe het gezegd wordt, maar dat we goed moeten luisteren naar wat er gezegd wordt.