Kanon van 1300 pagina’s
Volgens Thomas Mann is Jozef en zijn broers zijn magnum opus. Het is tegelijkertijd waarschijnlijk zijn minst gelezen, minst populaire boek. Zeventig jaar na publicatie, is de roman nu voor het eerst naar het Nederlands vertaald. En dat is een aanwinst.
Jozef en zijn broers is een extreme uiteenzetting van de Bijbelgeschiedenis van Jozef. In vier delen en meer dan 1300 pagina’s beschrijft Mann in grootst mogelijke detail het eeuwenoude verhaal van de jongen in de put. Vijftien jaar deed Mann over het schrijven van het verhaal van deze egoïstische lieveling die het tot onderkoning van Egypte schopte. Voor geen enkel boek deed hij zoveel onderzoek als voor Jozef, zijn persoonlijke bibliotheek bevatte een heuse Jozef-afdeling, maar na publicatie bleef de lofzang waar Mann op hoopte bijna volledig uit.
Behalve de omvang van het werk, zag het publiek ook andere obstakels met dit onverwachte werk van de Duitse schrijver. Voor de keuze van religie en de Bijbel als onderwerp van een tetralogie haalden zowel tegenstanders als aanhangers de neus op. Niet verwonderlijk, een verhaal over de Joodse Bijbelgeschiedenis kon moeilijk een warm onthaal verwachten in het Nazi-Duitsland van de jaren dertig. Vooral niet in combinatie met Manns kritische uitlatingen naar het fascisme. Maar ook decennia na publicatie, en zelfs nu nog, blijven Mann-lezers verdeeld over Jozef.
Ironie
De religieuze inhoud van Jozef kon halverwege de vorige eeuw nog weerstand oproepen, maar de juist ironische en humoristische ondertoon waarmee Mann de Bijbel benadert kan de moderne lezer bijna niet ontgaan. Een humoristische verteller, een personage op zichzelf, die de lezer langs Jozefs geschiedenis begeleidt, heeft zichzelf als doelstelling opgelegd het verhaal te vertellen zoals het ‘werkelijk’ is gegaan. Vooral de interne discussies van de verteller in zijn zoektocht naar ‘de waarheid’ brengen op komische wijze het ontbreken van logica en absolute waarheden binnen mythen en fictie aan het licht.
Zo past de verteller graag ‘logica’ toe om de juiste aantallen en jaartallen binnen het verhaal scherp te stellen. Dus is het logisch dat wanneer Jozef drie dagen in de put doorbrengt, hij drie jaar in de gevangenis zal zitten. ‘Helemaal zoals het zijn moest,’ spreekt de verteller dan met tevredenheid. Naarmate het verhaal vordert raken het inzicht en de logica van de verteller steeds verder met het verhaal verstrengeld. De verteller beargumenteert vanuit het heden aan de hand van zeven uiteengezette redenen waarom Jozef de vrouw van zijn Egyptische meester afwees. Even later benoemt Jozef deze redenen alsof hij ze zelf ter plekke bedenkt. Deze circulerende logica blijft op meesterlijke wijze ronddraaien tussen allen regels door. Uiteindelijk wordt zelfs de lezer het bewijs van de feitelijke juistheid van deze geschiedenis. Zijn wij immers niet zelf bij het sterfbed van Jakob aanwezig? Horen wij zijn woorden niet? Dat wij door het lezen getuigen zijn van het verhaal wordt langzaamaan het bewijs dat het ook zo is gebeurd.
Dood aan de Mythe
Dit is niet alleen een briljant staaltje verweving van Mann die de lezer doet duizelen, het is ook de schrijver zijn ultieme doel. Wie denkt dat Mann simpelweg een uit de hand gelopen obsessie voor het oude testament ontwikkelde, slaat de plank geheel mis. Het Bijbelverhaal is slechts een van de vele lagen binnen dit werk, slechts een instrument. Manns toon mag soms humoristisch zijn, zijn intentie is dat allesbehalve. Met Jozef had hij als doel om de Mythe als wapen, als middel om ideologieën te onderbouwen, geheel van kracht te ontdoen.
Mann schreef Jozef tussen 1922 en 1943, en terwijl de jongen als banneling door Egypte dwaalde op de pagina’s van zijn boek, vluchtte de schrijver zelf weg uit zijn geboorteland Duitsland. Uiteindelijk werd Mann een Amerikaans burger en bleef voor altijd vervreemd van Duitsland. Jozef was voor de schrijver veel meer dan een gedetailleerd Bijbelverhaal. In zijn ogen misbruikte het fascisme mythen en oude ideeën om de bevolking achter zich te scharen, en vooral om het tegen een ander volk te keren. Jozef was Manns magistrale antwoord hierop, of, zoals hij het zelf noemt: ‘de manoeuvre in een veldslag waarbij een veroverd kanon wordt omgedraaid en op de vijand gericht’.
Constante drang naar voortgang
Manns veldslag tegen de mythe bevatte veel meer wapens dan slechts ironie. Zijn demythologisering wordt tot stand gebracht door het menselijke maken, het individualiseren van alle personages, inclusief God. Zijn uiteenzetting van het Bijbelverhaal is voornamelijk een psychische uiteenzetting van de belangrijkste personen daaruit. Waar de hoofdrolspelers uit het Oude Testament vaak slechts fungeren als vlakke figuren waarmee een verhaal en betekenis worden overgebracht, zijn zij hier opeens individuele, complete mensen. Mann maakt van het Bijbelse verhaal een roman. Met een God vol onzekerheden die afhankelijk is van de mens, en een Jozef die niet slechts passief de wil van God opvolgt, maar regisseur wordt van zijn eigen leven.
Het personage Jozef, dat zich ontwikkelt van een narcistische puber tot een ontwikkelde, liefdevolle man die worstelt met zichzelf, zijn vader en God, vertolkt de kritische houding die Mann graag in de mensheid terugziet. Niet het dogmatisch volgen en accepteren van oude ideeën, maar een constante drang naar voortgang en ontwikkeling, de zoektocht naar de ik, is wat Mann als ideale levenshouding neerzet. Het is de erkenning van het individu en de bijbehorende verantwoordelijkheid die Mann bij Jozef neerlegt. Zoals de zelfreflecterende Jozef tegen de Farao zegt: ‘vorm en traditie worden werkelijkheid in iets unieks en individueels’. Maar ook een verantwoordelijkheid die Mann bij de lezer van zijn heden neerlegt:
Het onderscheid tussen de geest in het algemeen en die van het individu heeft bij lange na niet altijd zo’n invloed gehad als in het heden, dat wij verlaten hebben om van een ander heden te verhalen.
Van een goddelijke geschiedenis iets wonderschoons maken
Juist de vervorming tot een gelaagde roman is wat de tetralogie van Mann het lezen waard maakt. Iedereen kent het verhaal van Jozef en de put; Jozef wordt dan ook niet gelezen om de geschiedenis nog eens te horen, het wordt gelezen om het voor het eerst ‘echt’ te horen. De personages en de wereld waarin zij leven komen in al hun details tot leven. Mann blaast de levens op, soms tot groteske, theatrale proporties, maar zonder ooit de aandacht en verbazing van de lezer te verliezen. Daar komt ook nog bij dat het Egypte van Mann, met al zijn geuren, tradities en farao’s, pagina voor pagina tot een tastbare werkelijkheid wordt verwezenlijkt.
De filosofische en theologische gesprekken tussen Jozef en zijn vader en tussen Jozef en de Farao behoren tot de beste van het hele werk. De verhoudingen tussen mens en God, tussen mythe en werkelijkheid, worden in verheven dialogen verpakt die het directe verhaal ontstijgen. Zelfs de personages lijken zich ervan bewust deel te maken van iets groters dan hun eigen verhaal, van het plan dat Mann met hen voor ogen heeft. Zo zegt Jozef na de langverwachte hereniging met zijn broers: ‘Hoe heb ik het gedaan? Ging het redelijk? Heb ik van de goddelijke geschiedenis iets wonderschoons gemaakt? Heb ik voor smakelijke details gezorgd?’.