Boeken / Fictie

Hoe virtueel is een roman?

recensie: Sipko Melissen - Een kamer in Rome

.

Het is een mooi gegeven in de literatuur: de virtuele roman, oftewel de roman die een rol speelt in een boek maar niet als zodanig bestaat. Daniël volgt een werkcollege over het onderwerp en bestudeert schrijvers als Nabokov, Borges, Eco en Nooteboom die allen gebruik hebben gemaakt van dit gegeven. Dan krijgt hij van de moeder van zijn ex-vriendin het boekje Een tuin in Toscane, waarin ook een virtuele roman voorkomt. De auteur van deze novelle, Alle Waterink, heeft het boekje ooit gepubliceerd in Nederland en Amerika en schijnt zelf teruggetrokken te leven als kunstschilder in Italië.

Noodzaak
Daniël besluit naar Italië af te reizen om de mysterieuze schrijver op te sporen. Hij is onder de indruk van het boekje en wil hem leren kennen en eventueel bewegen het geschrevene opnieuw te laten uitgeven. Deze wat magere aanleiding zorgt dat Een kamer in Rome al vanaf het eerste begin een zwakke basis heeft. Er ontbreekt vooral een noodzaak die het boek een krachtige aftrap moet geven, alsof er een aanleiding is gezocht voor een verhaal dat al vast lijkt te liggen.

In Toscane raakt Daniël al snel op het spoor van Alle Waterink. Dat wat een speurtocht heet te zijn, wordt opvallend eenvoudig bereikt. Hij ontmoet ook een aantal mensen uit zijn omgeving, waaronder vriend Federico en diens moeder Maddalena. Hij verdiept zich in hun entourage en ziet steeds meer overeenkomsten met het decor dat is beschreven in Een tuin in Toscane. Waterink zelf blijkt terminaal ziek in een naburig ziekenhuis te liggen.

Moleskine
Als een would-be-detective begint Daniël zijn speurtocht naar het werkelijkheidsgehalte van Waterinks novelle. Hij duikt in de overeenkomsten tussen de eigenlijke geschiedenis en een in het boek voorkomend nieuw verhaal; er blijkt hier sprake te zijn van een dubbele virtuele roman. Hij ontmoet een wat zonderlinge boekhandelaar en legt contact met een wijngoedeigenaar die weer nieuwe, onbekende informatie heeft over het ontstaan van Een tuin in Toscane. Om eventueel zelf een boek te gaan schrijven worden alle bevindingen vastgelegd in Daniëls notitieboekje. Of zoals hij dat zelf uitentreuren blijft noemen: ‘mijn Moleskine-boekje’.

Het is deze vorm van pedanterie, nog eens extra benadrukt door een overdaad aan literaire verwijzingen, die deze roman hortend en stotend doet voortgaan. Verwijzingen naar Chatwin en Hemingway, naar Beckett en Wilde en Reve, naar Byron en Shelley en vooral heel veel naar Keats. Prachtige namen die nergens een echte bijdrage aan dit verhaal leveren. Het houdt de boel in vorm overeind maar draagt zeker niet bij aan de inhoudelijke kracht.

Vragen
Een andere aanmerking is de doorlopende vraagstelling die Melissen gebruikt om het verhaal op stoom te houden. Een bekend fenomeen maar tegelijk een literair zwaktebod: ‘Wat deed ik hier in Italië, alleen, met bovendien een vage opdracht die ik mijzelf had opgelegd?’ of ‘Wat had ik daar precies te zoeken en wat zou ik er vinden?’

Een kamer in Rome
is beslist niet de ‘whodunnit’ die andere critici in dit boek schijnen te zien en het beloofde ‘duizelingwekkende mysterie’ is ver te zoeken. Wel is er de zoektocht van een onzekere jongeman naar de oorsprong van een boek dat hem heeft geraakt. Hij treurt tegelijkertijd om z’n weggelopen vriendin en ontdekt tot zijn eigen verwondering zelfs een aanzet tot de Italiaanse herenliefde. Uiteindelijk is een enkele verwijzing naar Keats wel op z’n plaats: volgens diens theorie van de Negative Capability in poëzie is het zaak dat de lezer achterblijft in onzekerheid en twijfel. Dat is goed gelukt.