Vriendschap zoals dat toen kon
In Goethe en Schiller. Het verhaal van een vriendschap laat Safranski de twee achttiende-eeuwse Duitse grootheden van de letteren, kunst en filosofie samensmelten in een romantisch verhaal. De uitvoerige kijk in de geestelijke bloeiperiode van het Duitse rijk die Safranski schetst, doet soms verlangen er een onderdeel van te zijn.
Het verhaal van Goethe en Schiller is inmiddels talloze malen verteld en heeft menig student Duits aan een scriptie geholpen. Voor het Nederlandse taalgebied is in 2005 bij Damon een mooie compilatie verschenen van de uitgebreide briefwisseling tussen de twee Duitsers. Deze en andere briefwisselingen van Goethe en Schiller zijn de voornaamste bron van Safranski om het verhaal opnieuw te vertellen.
Haastige spoed…
Voordat we de vriendschap tussen beiden werkelijk zien bloeien, schetst Safranski eerst ruim honderd pagina’s lang de contouren waarbinnen de levens van beide meesters zich afspeelden. Aan de hand van belangrijke reizen, romances, dichterlijke werken en persoonlijke voorvallen leren we Schiller kennen als een man die hartstochtelijk zoekt naar erkenning en Goethe als een man die – zeer zelfbewust van zijn talent – overal een onuitwisbare indruk maakt. De vriendschap tussen beiden is nooit een vanzelfsprekendheid geweest, daarvoor lag hun levensovertuiging ook te ver uit elkaar. Goethe die de natuur als zijn vriend beschouwde tegenover Schiller die haar als vijand zag. Het duurde uiteindelijk tot 1794 voordat ze samenkwamen op basis van gelijkwaardigheid. Schiller wist dat hij Goethe nodig had voor het slagen van een ambitieus tijdschrift dat hij wilde opzetten, nodigde hem uit en na enige twijfel besloot Goethe mee te werken. Vanaf dat moment is er alle reden om elkaar geregeld te bezoeken en wordt duidelijk dat ze met hun intellectuele ontmoetingen en de vele brieven die ze elkaar schrijven een enorme aantrekkingskracht op elkaar uitoefenen.
Kakofonie van beroemdheden
Het aantal beroemdheden dat in het boek zonder al te veel toelichting passeert, is indrukwekkend. Fichte, Schelling en Hegel alsook Novalis, Herder, Humboldt en Schleiermacher zijn slechts enkelen die het toneelspel rondom Goethe en Schiller completeren. Safranski geeft de lezer al snel het gevoel dat hier echt wat gebeurt: dit zijn mensen die, soms letterlijk, bezig zijn geschiedenis te schrijven. Hier blijkt soms ook de zwakte van het boek: het overzicht wil nog wel eens verdwijnen. Voor wie niet thuis is in de Duitse geschiedenis of filosofie, zorgen de vele gebeurtenissen, personages en plaatsen die Safranski onvermoeibaar blijft opsommen geregeld voor verwarring. Het werk is nadrukkelijk ook geen wetenschappelijke uitgave, ondanks de verzorgde bronnenlijst en literatuurvermelding. Safranski heeft hier een boek voor de liefhebber willen schrijven, die met enige kennis van zaken geschiedenis voor de ontspanning leest.
Vriendschap als spiegel
Hoe meer je al lezend de vriendschap tussen Goethe en Schiller wordt ingezogen, hoe meer de neiging ontstaat je eigen vriendschappen onder de loep te nemen of zelfs te vergelijken. De intellectuele kracht, de overgave, het respect en de hartstochtelijkheid waarmee beide mannen elkaar naderen werkt als een spiegel voor de moderne tijd waarin vriendschap soms zo eenvoudig inwisselbaar lijkt. Dat Goethe uiteindelijk de schedel van de jong overleden Schiller bijna een jaar lang in zijn bibliotheek heeft bewaard, maakt echter ook duidelijk dat het hier over echt andere tijden gaat.
Safranski opent zijn verhaal met een overgeleverde uitspraak van Aristoteles die ooit zei: ‘Beste vrienden, er is geen vriend!’. Hij had evengoed met een uitspraak van Aristoteles kunnen afsluiten: ‘Geluk, dat is filosoferen met je vrienden’. En juist dit kleine bijzondere geluk dat Goethe en Schiller hebben gekoesterd, weet Safranski prima over te brengen.