Welkom dystopie
Student filosofie en jongste redacteur bij nrc.next Rob Wijnberg (1982) heeft een pamflet geschreven over de hedendaagse jeugd en de verwarrende wereld waarin ze leven. Hij signaleert en schrijft met een mooie dosis humor en cynisme. Een pamflet hoort bij te dragen aan de actuele discussie en dat lukt heel aardig.
In drie hoofdstukken, Boeiuh, Chilluh en Pimpuh wordt betoogd, dat het niet zo slecht gesteld is met de jeugd. Apathie, ongeïnteresseerdheid, het heeft allemaal een reden en een positief resultaat. Echte interesse is wel ver te zoeken, maar Wijnberg verkiest dit pragmatisme boven ideologieën van de voorgaande generaties. Die hebben immers nog nooit iets opgeleverd. Ook blijft hij ‘onverschilligheid’ steevast ‘ruimdenkendheid’ noemen, net zoals wij onze hollandse onverschilligheid 10 jaar geleden nog ’tolerantie’ noemden. Het lijkt wel new-speak uit de roman 1984.
Foto: Michel Linssen |
Wijnberg meent dat de jeugd lijdt aan ‘informatieoverload’. Maar verontrustender is wat hij daar onder verstaat, gezien zijn pagina’s lange analyse van alle mogelijke ‘make-over’, ‘pimp-my’ en ‘reality’-programma’s (tot drie maal toe Temptation Island). Dan klinkt hij soms als Patrick Bateman (American Psycho), die het over de laatste must-have cd heeft. Maar dat is natuurlijk een zeer beperkt referentiekader. En inderdaad Wijnberg en zijn huisgenoten doen niet veel anders dan stoned op de bank hangen, zappend langs de commerciële zenders. Hoe verschilt dat nog van de bliss pills en wandvullende soaps van Mildred Montag in Fahrenheit 451?
Fout vertrekpunt
Volgens mij klopt Wijnbergs vertrekpunt niet. Hij begrijpt niet dat klagen over de jeugd fake is. We zijn juist ontstellend blij met ze. Jeugdzorgambtenaren trekken aan de bel om hun takenpakket uit te breiden. Leraren zijn bang overspannen te worden. Politici hebben via probleemjeugd een nieuwe vorm van verplicht inburgeren gevonden. En ouders klagen omdat zij de hoop hebben opgegeven zélf nog iets te gaan veranderen in de wereld. Niet voor niets hebben zij spandoek en kraakpand allang omgeruild voor luiers en koopwoning.
50 jaar geleden werd je consument zodra je een vaste baan had. Reklame richtte zich op wie aan het begin van z’n carriere stond. Tegenwoordig is dat helemaal anders. De meeste reklame is gericht op jonger dan 25 jaar. De ondergrens komt steeds lager te liggen (my first Sony ligt al weer ver achter ons). Jongeren zijn een gemakkelijke prooi voor reklame. Zo worden het überconsumenten. De woorden ‘commercie’ en ‘consumeren’ komen vreemdgenoeg in het hele pamflet niet voor. Terwijl jongeren in álle statistieken laag scoren, behalve als het over consumeren gaat. Cannabis, alcohol, filmbezoek, bezit van mobieltje en mp3-speler, het kán niet op.
In mijn ogen wordt alles opgeofferd aan de commercie. Werd bijvoorbeeld in de tijd van onze ouders sexueel gedrag nog onderzocht door de Rutgerstichting of een of andere universiteit, tegenwoordig gebeurt dat door de grootste condoomfabrikant.Goede doelen zijn egocentrische doelen geworden. Vandaar dat de animo voor groene stroom terugloopt. Je kan het niet knuffelen of aan je vrienden showen. Zodra ze er een pluchen diertje bij geven, zal het wel weer beter lopen. Wie batterijen milieuvriendelijk inzamelt maakt kans op een milieuvervuilend vliegreisje. De nieuwe trend om na een vliegreis of de aanschaf van een nieuwe bolide ’ter compensatie’ enkele boompjes te planten is helemaal een gotspe. Het is afkopen van schuldgevoel. Dankzij het broeikaseffect leggen die boompjes over 20 jaar het loodje, dus cactussen waren beter geweest. Tegen die tijd hebben we ook een reeks tropische eilandjes, niet in de vorm van een palmboom of een wereldkaart zoals in Dubai. Nee, in de vorm van de vroegere Nederlandse kustlijn! Dat fotografeert nog eens mooi vanuit de ruimte!
De jonge kritiekloze überconsumenten zijn onze redding. Onze manier van leven is alleen in stand te houden door hem met elke generatie weer te overtreffen. Dat houdt de winsten hoog en de kachel brandend. En zo ziet Wijnberg dat ook. Hij heeft het dan wel niet over ‘consumeren’, maar dankzij de hedonistische jeugd gaan we volgens hem wel een stralende toekomst tegemoet. In de twee afsluitende pagina’s schets hij een romantisch voorland zonder misplaatste idealen waarin “desinteresse, passiviteit en egocentrisme de drijvende krachten zijn”. Het heeft veel weg van de paradijselijke commune van de Eloi in The Time Machine. Maar we weten hoe het met hén afliep. Na zo’n slotpleidooi kan ik alleen nog maar zeggen: Kappuh!