Boeken / Fictie

De vertellingen van Adrianus

recensie: Rob van der Linden - De handelingen van Thomas

.

Het verhaal begint en eindigt echter niet bij Thomas, maar bij de bonobo Adrianus. Dankzij een omgekeerde Babylonische spraakverwarring en een voorkeur voor twintigste-eeuwse straattaal speelt die de rol van alwetende verteller en commentator. Hij sluit zich aan bij de jonge Veleda die samen met haar geliefde Marcus, een jonge Romeinse officier, een gedwongen huwelijk ontvlucht. Veleda weet zich in haar vlucht gesteund door de adviezen van timmerman annex prediker Thomas. Thomas, in deze vertelling zowel letterlijk als figuurlijk de tweelingbroer van Jezus, is een prediker tegen wil en dank. Geboren als goedmakertje voor Jozef, vertegenwoordigt hij het aardse waar Jezus het hemelse vertegenwoordigt. Zo graag als hij echter een eenvoudige timmerman blijft, des te onvermijdelijker is het dat hij door zijn nuchtere, aardse wijsheid volgelingen trekt.

Toeval?


Van der Linden toont zich na De hand, de kaars & de mot en Het logboek van Brandaan wederom een meesterverteller en laat de vaak fantastische en altijd wonderlijke gebeurtenissen elkaar snel opvolgen. Veleda en Marcus hebben de pech om op een vervloekt schip te stappen, waarvan het onmogelijk is levend weg te komen. Via een door de schrandere Adrianus verzonnen list lukt het hen uiteindelijk toch om aan de Germaanse kust aan te meren. Daar verwerft Veleda zich met hulp van haar praatgrage reisgenoot een machtspositie als priesteres van een lokale stam.

Het toeval ligt in deze roman overal op de loer. Uiteindelijk moeten alle personages, Thomas niet in het minst, leren dat wat een grillig toeval lijkt, een plek kent in het plan Gods. Zo wordt Veleda opgescheept met een gevangengenomen Romein, die de broer blijkt van haar inmiddels ex-minnaar Marcus. Wat zij dan nog niet weet, is dat deze Munius mede door haar toedoen in zijn benarde positie terecht is gekomen. Voor beiden is dit een pijnlijke ontdekking waarbij Munius troost vindt in het besef ‘dat zij niet alleen in mijn verhaal terecht waren gekomen, maar ik ook in het hunne’.

Schelmenroman met boodschap


Het is een prestatie van formaat dat al deze en nog vele andere verwikkelingen goed op elkaar aansluiten terwijl dit niet ten koste gaat van de frisse dialogen en allegorische vertellingen die de kern van het verhaal vormen. Van der Linden maakt daarbij op een al even erudiete als amusante wijze gebruik van de antieke literatuur. Naast het Nieuwe Testament en het apocriefe Evangelie van Thomas, verwerkt hij Tacitus’ Agricola en Flavius Josephus’ De Joodse Oorlog. In de figuur van de eigenwijze, hitsige ezel Ezechiël valt bovendien Apuleius’ Metamorphoses te herkennen. Van der Linden vervlecht dit alles tot een avontuurlijke schelmenroman die ook zonder kennis van deze klassieken zeer goed te lezen is.

Zoals het een roman over Jezus’ tweelingbroer betaamt, is het belangrijkste echter de boodschap. Munius, niet voor niets degene die Thomas’ Handelingen opschrijft, drukt deze mooi uit: ‘Hoeveel toeval een mens kan hebben weet ik niet, zoals vriend Aap al zei, maar we kunnen misschien ontdekken hoe we daarin een weg vinden’. Van der Linden, die zich tijdens het schrijven tot het christendom bekeerde, lijkt die weg in ieder geval te hebben gevonden