Opeenvolgend: aan het volk van Nederland
.
De politicoloog Paul Lucardie en de historicus Gerrit Voerman – vaker in tandem onderzoekend – beschrijven in mooi afgemeten hoofdstukken de Nederlandse populistische partijen de SP, Leefbaar Nederland, de LPF, Verdonks TON en, natuurlijk, de PVV. Alvorens deze partijen te belichten, besteden ze aandacht aan zowel de heikele definitiekwestie – wat is populisme? –, als aan de ‘populistische resonanties’ in de Nederlandse geschiedenis.
Helend populisme
Populisme polariseert, maakt cynisch en botst met rechtstatelijke normen in zijn voorstelling van het volk als een eenheid. Dat is waar. Maar evenzo vervullen populistische partijen nuttige functies: ze kunnen enthousiasmeren, de vaak verdorde democratische droom nieuw leven inblazen en de ontstane kloof – de leegte die het populisme voedt – tussen politieke vertegenwoordiging en burger dichten.
Het schoolboekvoorbeeld van dit helend populisme is natuurlijk de politieke vertaling die Pim Fortuyn gaf aan de reële maatschappelijke problemen in de oude volksbuurten tussen buitenlandse nieuwkomers en ‘autochtone’ Nederlanders (excusez le mot). Daar vertoonden de paarse kabinetten een blinde vlek. Maar na Fortuyns adressering verwerd het benoemen van de multiculturele kwalen rap tot politiek gemeengoed.
Meer dan een stijl
Dat zijn effecten – maar wat is populisme? Het is lovenswaardig dat Lucardie en Voerman het populisme zowel streng als genuanceerd definiëren, waardoor er te veel noch te weinig partijen en politici binnen de definitiekaders vallen. De kern van hun populismedefinitie:
Een dunne ideologie of wereldbeschouwing waarin de kloof tussen volk en elite centraal staat, en waarin het volk als betrekkelijk homogeen wordt gezien – vaak, maar lang niet altijd ook als een etnisch of cultureel zuivere eenheid – en de elite wordt verdacht van het zelfzuchtig en corrupt najagen van eigen belangen.
Populisme is dus meer dan een stijl. Hieraan voegen de auteurs het essentiële element toe dat populisten beleidsvoorstellen formuleren om de kloof tussen volk en elite te dichten via mechanismen van de directe democratie, zoals referenda of terugroepmogelijkheden (recall). Vaak, maar niet altijd, kent het populisme ook een charismatische leider à la Fortuyn, die op quasi-religieuze wijze de wil van het volk zegt te belichamen.
Populistisch: ja/nee
Het populistische perspectief is dus manicheïstisch: het ene homogene blok, het zuivere volk, staat tegenover het andere homogene blok, de geperverteerde en perverterende elite. Deze alleszins verdedigbare definitie omvat bijvoorbeeld niet het D’66 – toen nog mét apostrof – van de jaren zestig. Deze partij was ‘democratisch radicaal’, omdat ze wel meer volksinvloed wenste, maar sprak over ‘burgers’ met verschillende belangen in plaats van over één volk. Ditzelfde geldt voor de eerste Nederlandse figuur die populistische elementen vertoont: de schrijver van ‘Aan het volk van Nederland’ (1781), Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Hierin riep hij op tot meer burgerinvloed, en instigeerde hij de Patriottentijd.
Lucardie en Voerman maken aannemelijk dat er tussen 1780 en 1990 geen werkelijk Nederlands populisme bestond. Janmaats Centrumdemocraten waren weliswaar populistisch, maar bij hen was het nog fragmentarisch en ondergeschikt aan het nationalisme. Sowieso komt het populisme, in Nederland en elders, in een pure vorm slechts sporadisch voor. Meestal voegen populistische partijen elementen toe uit andere ideologieën. De LPF en de PVV bekrachtigen het populisme met nationalistische en liberale elementen. En bij de eerste werkelijk populistische Nederlandse partij, de SP van de jaren negentig, is een ideologische samensmelting met het socialisme waarneembaar. Maar analoog aan haar toenemende wens tot meebesturen heeft de SP het populisme en het ‘stem tegen’ de laatste jaren wat losgelaten.
Polderkleigrond
Pas sinds 2000 is het populisme nadrukkelijk en continu aanwezig. Wel bleek er een bijzondere politieke figuur als Pim Fortuyn nodig om een Nederlandse populistische traditie – waarvan we inmiddels wel mogen spreken – uit de politieke polderkleigrond te stampen. Populisten in de polder is welgedocumenteerd en gespeend van speculatie. En dat siert het boek, des te meer wanneer je bedenkt dat commentatoren die schrijven over het populisme zich vaak in ‘als-dan’-verhalen verliezen.
Tot slot moet nog één belangrijk inzicht worden vermeld dat oprijst uit de beschrijving van deze nog jonge traditie: om blijvend electoraal succesvol te zijn dient het populisme een koppeling te maken met een andere ideologie, waardoor het een robuuster programma kan opstellen. Dat kenmerkt namelijk alle Nederlandse populistische successen, terwijl Rita Verdonk en het snel neergegane puur populistische Leefbaar Nederland deze koppeling onvoldoende doorvoerden.