Een drama met een antiheld
Na Paul Baeten Gronda’s debuut Nemen wij dan samen afscheid van de liefde (2008), is nu zijn tweede leg in de boekhandel verkrijgbaar. Kentucky, mijn land beschrijft het leven van een getergde man die langzaam gek wordt en onderwijl krampachtig het onvermogen met de werkelijkheid om te gaan probeert te verhullen door een teruggetrokken leven te leiden, veel geld uit te geven en met simplistische meningen te schermen.
‘Uiteindelijk zou Karel Jemen alles verliezen, maar voorlopig had hij zich alleen maar verbrand.’ Zo opent Kentucky, mijn land. De toon is gezet, het is vanaf dit punt alleen maar afwachten tot Damocles’ zware zwaard zich in het vege lijf van de 73-jarige Jemen dringt. De enige vragen die Gronda de lezer hoeft te beantwoorden zijn wie, wat, waar en waarom.
Wie, wat, waar
Wie onze protagonist is, wordt systematisch uiteengezet. Hij leeft in een appartement dat op zee uitkijkt, waarschijnlijk in Oostende. Ooit is hij naar die kustplaats getrokken, niet omdat hij aan zee wilde wonen, maar simpelweg omdat het de meest westelijke plek was waar hij kon komen. Hij is een weinig aimabel persoon. Hij heeft een grondige afkeer van de meeste mensen in zijn omgeving, ‘rattenkopjes’ noemt hij ze. Hij hekelt joden en vindt het katholicisme, waarmee hij is opgevoed, een achterlijke religie.
Relaties met anderen heeft hij amper. Zijn boodschappen laat hij doen door Jaak, een buurman die hij royaal betaalt voor zijn diensten. Tegen zijn schoonmaakster Alicia is hij zeer onaardig. Bij Herenkapsalon Albert accepteert hij de herenkapper Albert en de goedlachse, maar volgens Jemen achterlijke groenverzorger Michel Freulens. Karel Jemen heeft één goede, maar verder naamloze vriendin in zijn appartementencomplex wonen die regelmatig voor hem kookt en het op de gang voor zijn appartement maar vies vindt – iets waardoor zij zich vast voor de smetvrezende Jemen heeft doen innemen.
De kwade dag dat Jemen zich brandt aan zijn oven, is in het verhaal van Gronda de eerste van kwade dagen die nog volgen. Jemen wordt verliefd op de kleindochter van de kapper, de geflopte filosofiestudente ‘Sigi’, die hij naar zijn appartement lokt en op het toilet bespioneert, waarop haar exhibitionistische aard zich toont. Hij mag haar aanraken en zal later daarin nog iets verder gaan. Het geld dat hij verdiende als zaakvoerder en voorzitter van Jemen Zand Filtratie en Distributie NV raakt op en Jemen voelt zich genoodzaakt van een buurman te lenen. Voor het aanstaande huwelijk van zijn dochter en haar ‘ware’ Jacob de Maeght heeft hij dan al een duur pak laten maken, ondanks zijn grote afkeer van zijn aanstaande schoonzoon. Tegen de achtergrond van Jemens belevingen speelt een jeugdtrauma mee.
Kritiek
Er is meer van dit boek prijs te geven dan hierboven al is gebeurd. Dat zou zonde zijn, vooral ook omdat het verhaal al zo weinig vlees heeft. Want ondanks de menselijke drama’s die volop aanwezig zijn, zoekt Gronda de uitersten niet op. Kentucky, mijn land doet denken aan Bernlef’s Hersenschimmen, maar hij weet nauwelijks Jemens verlies van grip op zichzelf en de werkelijkheid invoelbaar te maken. Het bevat een vleugje Lolita, maar nergens gaat Karel Jemen zo aan zijn ongeluk ten onder als de geniale pedofiel Humbert Humbert in Nabokovs voornoemde meesterwerk. Jemen treft een zeker geluk wanneer het drama op zijn hoogtepunt is.
Ondanks enkele werkelijk prachtig gekozen metaforen, een aantal sterke, realistische dialogen en sommige scherpe observaties is Gronda er niet in geslaagd zijn met alinea’s doorzeefde boek van enigerlei noodzakelijkheid te voorzien. Kentucky, mijn land is een boek van een schrijver die meer kan en meer uit zijn schrijfkunst móet halen.