Boeken / Non-fictie

Achtendertig kilometer soldaat

recensie: Patrik Ouredník - Europeana

Patrik Ouredník’s Europeana is een zeer korte geschiedenis van de twintigste eeuw en laat zien dat er zoiets bestaat als een midden tussen humor en historie. Op een uitglijder na.

Je kunt een auteur als Judt lezen en je overladen met historische feitelijkheden, het ene nog schokkender dan het andere, het andere nog verbazingwekkender dan het ene, maar geen geschiedkundig boek over de twintigste eeuw is zo prangend en absurdistisch als dat van Ouredník.

Rollarcoaster
Strikt hyperbolisch gezien, verschilt de compositie weinig van Jeroen Mettes’ impressionistische N30. Het is weliswaar samenhangender, wat de betekenisoverdracht ten goede komt, maar Europeana blijft een associatieve rollarcoaster, een anachronistische kruising tussen estafetteloop en Monty Pythons funny walks.

Zo begint het boek met de landingen in Normandië, springt een twintigtal jaar terug de tijd in naar WOI, om vervolgens via de eeuwwisseling van 1900 en de vrouwenemancipatie van begin 20ste eeuw naar de eeuwwisseling van 2000 te gaan. Ouredník’s werk biedt een rijke schakering aan wat zich voornamelijk in de marge van de grote gebeurtenissen van de 20ste eeuw heeft afgespeeld. ‘Natuurlijk’ komen in dat proces ook de Joodse kwestie, de jehova’s, het einde van de wereld, Cultural Memory, neuroses, depressies en de oorlog in Kosovo aan de orde. Het boek is daarmee een must voor weetjesvorsers en beoogde quizkampioenen.

Achtendertig kilometer
Alsof een schooljongen aan zijn ouders uitlegt wat hij op school geleerd heeft, stipt Ouredník zijn onderwerpen aan. Zoals het boeddhisme en het taoïsme, twee stromingen die in de twintigste eeuw veel aanhangers kregen en ‘die op de gong sloegen en via het middenrif ademhaalden en over yin en yang spraken en mystieke boeken schreven en zeiden dat de wereld voor raadselen zat, maar dat was slechts schijn, omdat in werkelijkheid alles in harmonie met elkaar was’.

Het zal niet verwonderlijk klinken dat het lezen regelmatig een een lach uit je strottenhoofd kan doen opklinken. Soms is Ouredník geestig tegen het flauwe af, soms hanteert hij een tot op het bot snijdend cynisme en een sarcasme dat Malaparte naar de kroon stoot. Zo opent hij met dat als je de in 1944 te Normandië gesneuvelde Amerikanen (met hun gemiddelde lengte van 1.73cm) achter elkaar zou leggen, ze samen een lengte van achtendertig kilometer hebben. Of dat militairen in WOI dankzij de vlooien hun leven in gevaar brachten, omdat de vijand ze kon horen krabben.

Danig uit de bocht
Het anekdotische gehalte van Europeana en de absurdistische wijze waarop Ouredník met de feiten omspringt, laat zien dat het hem vooral te doen is om het geven van een scherp kritisch, maar aanstekelijk commentaar. De combinatie echter tussen het bovengenoemde cynisme en zijn niet geannoteerde historische verhaal heeft echter niet altijd een gelukkige uitkomst. Die combinatie leidt soms tot zeer boude uitspraken die met een notensysteem beter tot hun recht waren gekomen.

‘Het aantal slachtoffers van de Armeense genocide werd geschat op anderhalf tot twee miljoen, maar volgens de Turken was de Armeense genocide geen echte genocide, en de meeste joden vonden dat ook’. Hoewel het mogelijk een uitspraak is geweest van het Joodse Wereldcongres van 1985 dat bij een soortgelijke uitspraak elders in het boek wordt genoemd, heeft er teveel ellende plaats gevonden om iets op een dergelijke generalistische wijze stellen. De uitspraak kan evengoed zeer sarcastisch bedoeld zijn, maar zij is grof en nietszeggend; zónder met onweerlegbaar bewijs te komen. Het is jammer dat Ouredník, die regelmatig het afschuwelijke Joodse lot in én rondom WOII in beeld brengt, hier niet zorgvuldiger mee is omgesprongen, in zijn verder zeer kritische doorloop van de 20ste eeuw.