Boeken / Strip

De groteske wereld van Marcel Ruijters

recensie: Marcel Ruijters - Sine qua non

In Sine qua non, de nieuwste strip van Marcel Ruijters, dalen we opnieuw af in de wereld van de middeleeuwen. De voertaal is beschaafd potjeslatijn en de tekeningen zijn, hoewel opgetekend in een geheel andere en rustigere stijl, weer als vanouds absurdistisch en grotesk. Het vormt het meest toegankelijke boek van Ruijters tot nog toe, waarin weer veel bizars te genieten valt.

Sine qua non bestaat uit een achttal korte zwart-wit verhalen waarin een aantal nonnetjes centraal staat. Deze nonnetjes worden in een middeleeuwse en mythologische setting geplaatst. Ze maken elkaar uit voor ketters, voeren gevechten tegen de genius loci (plaatselijke geest), worden aangevallen door een homo ferus (een wilde) en vangen vliegende vissen. Ondertussen vinden er allerlei andere bizarre gebeurtenissen plaats. Uit een klein kruisje groeit een viertal nieuwe nonnetjes, een homo ferus wordt afgeslacht omdat hij een broekje draagt (na een succesvolle afleidingsmanoeuvre van de nonnetjes) en een andere homo ferus richt een chaos aan als hij er met een van de rijdende torens vandoor gaat.

Stigmata

~

Sine qua non begint met een even komisch als veelzeggende serie plaatjes. Op de eerste afbeelding zien we een klooster waaruit een schreeuw opklinkt. De tweede afbeelding toont ons een nonnetje dat op bed ligt met hevig bloedende wonden aan haar handen. Vervolgens zien we een viertal nonnetjes dat verheerlijkt uitroept: “Stigmata!” Op het vierde plaatje staan de nonnetjes tot hun enkels in het bloed terwijl een van hen fronsend naar de stigmata kijkt, een ander een weinig vrolijke blik op de zandloper werpt en een derde met een emmer en een dweil in de aanslag staat. Het is een effectieve en universele beeldtaal die de meeste lezers wel zullen begrijpen. Wat is echter de status van deze beeldtaal? Welke (diepere) betekenis moet er aan worden gegeven? Wordt hier kritiek gegeven op de katholieke kerk? Is dit een parodie?

Groteske wereld

Gezien het gebruik van potsierlijke Latijnse termen als spucatum tauri (bullshit), de ettelijke knipogen en de eigengereide wijze waarop de symbolen worden gehanteerd, moet Sine qua non met het nodige wantrouwen benaderd worden. Er is in elk geval geen sprake van een betekenisvolle kritiek op de katholieke kerk. In Sine qua non wordt veeleer een groteske wereld weergegeven zoals die ook naar voren komt in middeleeuwse illuminaties. Ruijters sluit zich aan bij deze illuminaties en creëert van daaruit zijn eigen absurde beeldenrealiteit. Hij speelt daarbij met bestaande beelden en symbolen zonder deze in hun totaliteit over te nemen. In feite is Sine qua non een pastiche (een bewust doorgevoerde imitatie) van de middeleeuwse beeldtaal die als inzet heeft de rijke bron van fantasie die in middeleeuwse afbeeldingen aanwezig is, opnieuw aan te boren.

Ketterij

~

In elk verhaal wordt een middeleeuws concept als uitgangspunt genomen voor een serie groteske tekeningen. Dit is duidelijk te zien in Anathema, het tweede verhaal. Hierin wordt het begrip ‘anathema’ niet alleen in de inhoud, maar ook in de tekenstijl gereflecteerd. Dit gebeurt op een nogal karikaturale wijze. In het katholieke idioom van de middeleeuwen betekent ‘anathema’ ongeveer hetzelfde als verbanning of uitstoting. Het wordt verder ook gebruikt om ketterij en geloofsverval mee aan te duiden. In de beeldtaal van Ruijters wordt dit uitgedrukt door het christendom met de kettertij te laten versmelten. De ketter (een nonnetje zonder gezicht) en de christen (een nonnetje met gezicht) komen elkaar tegen en houden vervolgens een wedstrijdje zelfkastijding, waarbij zweepslagen worden overtroffen door messteken. Als de christen vlucht en bijna in het ravijn belandt wordt ze door de ketter gered. Vervolgens vindt een conjunctio plaats en vergroeien beiden met elkaar tot een boom.

Houtsnede en ets

Anathema is getekend in een veel donkerdere stijl dan het eerste verhaal. Terwijl het eerste het meest doet denken aan de rustige lijnvoering van een houtsnede, doet het tweede meer denken aan het gekras van de ets. Hierin komt een tegenstelling naar voren tussen licht en donker, die zich ook telkens in de inhoud van het boek manifesteert. Dezelfde stijl wordt ook gebruikt in het vijfde verhaal dat niet voor niets de titel Conversio (bekering) draagt. Tenslotte komt het terug in het verhaal Bestarium waarin een boek getoond wordt waarin alle Bestiare (beesten) zijn opgenomen. En je raadt het al: ook dit boek is in deze stijl getekend.

Volgens het glossarium dat achterin het boek is opgenomen betekent ‘anathema’ twee dingen:

1. ‘doing all things that go against one’s personal tastes to surpass the self in order to reach a state of enlightenment.’
2. ‘awkward style of drawing.’

De eerste betekenis is volkomen onzinnig en moet vooral in het licht van de tweede geïnterpreteerd worden. De twee betekenissen tezamen suggereren namelijk dat de schrijver zijn ‘awkward style of drawing’ gebruikt heeft om een staat van verlichting te bereiken. Als we dit echter naast de werkelijk betekenis van ‘anathema’ leggen, dan wordt duidelijk dat de schrijver/tekenaar hier een spel speelt met zijn lezer. Hij suggereert betekenissen die er niet zijn en zet zijn lezer zo op het verkeerde been. Het is aan de lezer of hij zich hierdoor van de wijs laat brengen of zich gewoon laat onderdompelen in de vreemde, maar vaak komische wereld van Marcel Ruijters, wiens Sine qua non ad infintium gelezen kan worden.